Inwerkingtreding artikel 2.3 Wet forensische zorg
Met ingang van 1 januari 2020 zijn artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz), de Wet verplichte GGZ (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd) in werking getreden. Artikel 2.3 Wfz bepaalt dat de strafrechter in elke fase van het strafrechtelijk traject ambtshalve of na een verzoek van de Officier van Justitie een zorgmachtiging krachtens de Wvggz of een rechterlijke machtiging krachtens de Wzd kan afgeven.
Om te kunnen garanderen dat een deskundige advocaat de verdachte bijstaat inzake de zorgmachtiging en ook te kunnen garanderen dat deze advocaat een adequate vergoeding ontvangt voor zijn werkzaamheden hebben de Raad, de rechtspraak, het ministerie van Justitie en Veiligheid en de NOvA hierover afspraken gemaakt.
Afgesproken is dat de Raad naast de toevoeging in de strafzaak een tweede toevoeging verstrekt aan een voor psychiatrisch patiëntenrecht ingeschreven advocaat voor rechtsbijstand in de zorgmachtiging op grond van artikel 2.3. Wfz. Dit kan de advocaat zijn die verdachte al bijstaat in de strafzaak en in ieder geval ook staat ingeschreven voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht. Het kan ook een andere voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht ingeschreven advocaat zijn.
Artikel 2.3 Wfz verplicht de rechtbank niet een tweede last af te geven. Als de rechtbank geen last afgeeft, dan kan een voor de specialisatie psychiatrisch patiëntenrecht ingeschreven advocaat een toevoeging met zaakcode Z020 aanvragen bij de Raad. De Raad beschouwt de toevoeging voor de zorgmachtiging en de toevoeging in de strafzaak bij de vergoeding niet als samenhangende zaken.
Meer informatie
Op dit moment wordt met de ketenpartners bezien op welke wijze het principe van de stamadvocaat tot uiting kan komen in het werkproces. Zodra hierover meer bekend is, berichten wij u nader via onze e-nieuwsbrief en onze website www.rvr.org.