Art. 30 Bvr Mutatie van de vaststelling
Artikel 30 Bvr
Benodigde stukken / informatie
Zie werkinstructie vaststellen art. 28 Bvr.
Vaststelbeleid
Algemeen
Als binnen vijf jaar nadat de vergoeding is vastgesteld blijkt dat de vergoeding te hoog is geweest, kan de Raad de vaststelling met terugwerkende kracht wijzigen of intrekken.
Voorwaarde voor het uitoefenen van deze bevoegdheid is dat de Raad op het moment dat de vergoeding werd vastgesteld redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn van feiten of omstandigheden die van invloed zouden zijn geweest op de vaststelling.
Ook in het geval de advocaat wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was, kan de Raad de vaststelling met terugwerkende kracht herzien.
De regeling heeft betrekking op de situatie dat de Raad de vergoeding op een te hoog bedrag heeft vastgesteld, omdat deze vaststelling is afgehandeld op basis van onjuiste of onvolledige informatie.
Zou de Raad de vergoeding op een te laag bedrag hebben vastgesteld, zie werkinstructie Mutatie c.q. herzieningsverzoek vanhet besluit van de Raad.
Aanvraag toevoeging ontvangen na beëindiging werkzaamheden
Als je bij de vaststelling constateert dat de aanvraag voor toevoeging te laat is ingediend en hier geen verschoonbare omstandigheden voor zijn aangegeven, dan wijs je het verzoek om vaststelling af met de volgende tekst:
“U heeft een aanvraag vergoeding ingediend. De Raad wijst uw verzoek af, omdat bij declaratie is gebleken dat de toevoeging is aangevraagd nadat de werkzaamheden al waren beëindigd. Er zijn hiervoor geen verschoonbare omstandigheden voor gegeven. Wij gaan ervan uit dat u uw cliënt de eigen bijdrage terugbetaalt. (Artikel 30 Bvr; artikel 28 lid lid 1 sub a Wrb; artikel 33 lid 1 sub a Wrb).”
Versie |
2.03
|
---|---|
Gewijzigd op | |
Punten |