Achtergrondinformatie TBS
Tbs, terbeschikkingstelling, is een maatregel die (al dan niet naast een vrijheidsstraf) kan worden opgelegd aan mensen die een ernstig misdrijf (gevangenisstraf van vier jaar of meer of enkele specifiek benoemde delicten) hebben gepleegd en voor dat misdrijf geheel of gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar zijn verklaard wegens een geestelijke stoornis en een gevaar voor de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zijn. Er zijn 2 varianten van tbs die kunnen worden opgelegd:
- de tbs met bevel tot verpleging (vrijheidsbenemende maatregel). Deze maatregel duurt maximaal 4 jaar, tenzij het is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, in dat geval is de TBS ongemaximeerd. Indien het verantwoord wordt geacht kan de verpleging onder voorwaarden worden beëindigd (dit is sinds 2017 ongemaximeerd* );
- de tbs met voorwaarden (verplichte behandeling, ook buiten een instelling). Deze maatregel kan maximaal 9 jaar duren ongeacht het indexdelict. Het indexdelict is, bij meerdere delicten, het delict dat centraal staat bij de veroordeling.
Er kan een behandeling van de verlengingsvordering plaats vinden. Voor de rechtsbijstandverlening kan hiervoor een aanwijzing worden afgegeven. Verlenging is aan de orde indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist. De tbs wordt alsdan met 1 of 2 jaar verlengd met in acht name van de hiervoor aangegeven al dan niet maximale duur van de maatregel. Het komt voor dat een tbs’er niet veilig terug kan keren in de maatschappij. Is de maatregel niet in duur gemaximeerd, dan kan deze tbs’er op een longstay-afdeling worden geplaatst.
*Bij deze wetswijziging geldt overgangsrecht en is een uitzondering gemaakt indien de terbeschikkingstelling op het moment van inwerkingtreding al voorwaardelijk is beëindigd. Dan blijft de maximale duur 9 jaar, tenzij de verpleging in de tussentijd wordt hervat dan geldt de uitzondering niet voor een volgende voorwaardelijke beëindiging. (Stb. 2015, 460 en Stb. 2016, 493)