Normen met betrekking tot de samenstelling van de huishouding
Beleid
Huidige leefsituatie
Voor het bepalen van de norm gaan we uit van de huidige leefsituatie.
A-norm (alleenstaanden)
Je past de alleenstaandennorm toe als uit de aanvraag blijkt dat de rechtzoekende alleenstaand is en de BRP (voorheen GBA) geen partner meldt. Ook als bij de huidige leefsituatie niets is ingevuld ga je uit van de alleenstaandennorm. Je maakt de aanvraag niet onvolledig.
Meldt de GBA wel een partner dan check je of deze partner op het historisch overzicht voorkomt als wederpartij. Als dit zo is negeer je de melding. Als dit niet zo is maak je de aanvraag onvolledig en stel je de volgende vraag:
“Uit gegevens van de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat uw cliënt mogelijk samenwoont met een partner. Graag ontvangt de Raad een toelichting of dit juist is. Indien van toepassing ontvangen wij graag het burgerservicenummer, de naam en de geboortedatum van de partner.”
Als op de aanvraag is ingevuld dat er geen sprake is van samenwoning met minderjarige kinderen, maar de BRP (voorheen GBA) vermeldt deze wel, dan mag je er van uit gaan dat de gegevens op de aanvraag kloppen.
Een meerderjarig kind dat samenwoont met de ouders wordt beschouwd als een alleenstaande.
G-norm (gezamenlijke huishouding)
Je gebruikt de G-norm als uit de aanvraag blijkt dat de rechtzoekende samenwoont met een partner of duurzaam een gezamenlijke huishouding voert. De inkomensgegevens van deze partner/huisgenoot tellen mee voor de beoordeling, dus je hebt van de partner/huisgenoot ook het burgerservicenummer, naam en geboortedatum nodig om het berichtenverkeer met de BRP (voorheen GBA) en de Belastingdienst op te starten.
Als de advocaat aangeeft dat rechtzoekende gehuwd is of een geregistreerd partnerschap heeft, maar de partner woont niet op hetzelfde adres dan hanteer je de gehuwdennorm (G). We nemen dan aan dat de partners financieel bijdragen aan elkaar en niet duurzaam gescheiden leven. Als de advocaat in de aanvraag motiveert dat de partners duurzaam gescheiden leven en in de toekomst niet meer als gehuwde of geregistreerde partners wil samenleven dan kun je de alleenstaandennorm (A) of alleenstaande oudernorm (O) toepassen.
Woont de partner in het buitenland dan is een ‘opgave inkomen en vermogen (pdf, 62 kB)’ van de partner noodzakelijk. Afhankelijk van de situatie in het land waar de partner woont kun je afzien van een ‘opgave inkomen en vermogen’ van de partner.
De partner/huisgenoot is de persoon met wie de rechtzoekende duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, tenzij tussen deze en de rechtzoekende een bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat.
Is de partner gedetineerd of is de vrijheid om andere redenen ontnomen (art. 6 Bebr), dan hanteer je tóch de gehuwdennorm (G). Je neemt dan aan dat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Heeft de partner tijdens zijn vrijheidsontneming geen inkomen en vermogen, dan zet je het inkomen van de partner op nul (0) en de status van zijn inkomen op 'handmatig' (H). De partner verklaart dit met de ingevulde en ondertekende ‘Eigen verklaring vrijheidsontneming’.
Als de aanvrager gedetineerd is en deze heeft een partner, dan neem je de draagkracht van de partner níet mee. We gaan niet uit van een duurzame gezamenlijke huishouding. Je stelt de eigen bijdrage op nihil.
Bij tegenstrijdige belangen tussen partners/ huisgenoten wordt de draagkracht in het inkomen geïndividualiseerd en pas je A-norm of O-norm toe.
O-norm (eenoudergezin)
Je gebruikt de O-norm als uit de aanvraag blijkt dat de rechtzoekende niet samenwoont met een partner, maar wel met minderjarige kinderen*.
Als de advocaat op de aanvraag vermeldt dat de rechtzoekende een minderjarig kind heeft dat feitelijk niet bij de rechtzoekende woonachtig is en waarvoor de rechtzoekende op het moment van de aanvraag toevoeging wél kinderbijslag ontvangt, dan gebruik je ook de O-norm.
Als op de aanvraag is ingevuld dat er sprake is van samenwoning met minderjarige kinderen, maar de BRP (voorheen GBA) vermeldt deze niet, dan pas je de alleenstaandennorm toe. Dit licht je toe in de bijlage met de tekst:
“In de aanvraag is aangegeven dat rechtzoekende samenwoont met minderjarige kinderen. Dit blijkt niet uit de gegevens van de gemeentelijke basisadministratie. Daarom is de alleenstaandennorm toegepast.”
Als de advocaat op de aanvraag vermeldt dat er sprake is van co-ouderschap (bijvoorbeeld: het kind woont 3 dagen bij de één en 4 dagen bij de ander) dan gebruik je ook de O-norm. Het is niet noodzakelijk dat een beschikking van de rechtbank over co-ouderschap wordt overgelegd.
Een ouder met een inwonend meerderjarig kind wordt beschouwd als een alleenstaande.
* Bij een samenlevingsverband grootouder/minderjarig kleinkind is geen sprake van de norm O (eenoudergezin), tenzij de grootouder financieel verantwoordelijk is voor het kleinkind en bijv. kinderbijslag ontvangt.
Echtscheiding/verbreking samenwoning
Bij echtscheiding/verbreking samenwoning wordt de draagkracht in het inkomen geïndividualiseerd en pas je A-norm toe. Is sprake van inwonende minderjarige kinderen dan pas je de O-norm toe.
Op verzoek van de aanvrager kun je de G-norm toepassen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- aanvrager is volledig kostwinner. De aanstaande ex-partner heeft op het moment van aanvraag toevoeging een inkomen van € 0 èn
- alle lasten worden gedragen door de aanvrager.
Wet- en regelgeving
Versie |
2.11
|
---|---|
Gewijzigd op | |
Punten |