Financiële beoordeling Onderneming/Rechtspersoon
Benodigde stukken
- zie werkinstructie Rechtspersonen
- zie werkinstructie Bedrijfsmatig handelen - beoordeling financiële positie onderneming
Beleid
Algemeen
Deze werkinstructie gebruik je bij het beoordelen van aanvraag voor toevoeging op naam van rechtspersonen en voor bedrijfsmatige aanvragen. Je beoordeelt mede aan de hand van de jaarcijfers of de rechtspersoon/onderneming de kosten voor rechtsbijstand zelf kan dragen, zie werkinstructie Rechtspersonen en werkinstructie bedrijfsmatig handelen - beoordeling financiële positie onderneming.
Rechtspersonen zijn: verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen en stichtingen (artikel 2:3 BW).
Aanvragen van niet-rechtspersonen zoals maatschap en vennootschap onder firma (VOF) wijs je af. De maten en de vennoten kunnen als natuurlijk persoon een Inkomensverklaring (IKV) aanvragen.
Je stelt de draagkracht vast aan de hand van het resultaat en het eigen vermogen. Je beoordeelt de bedrijfseconomische grondslagen en niet de fiscale. Voor de rechtspersoon volgt dit uit artikel 36 Wrb.
Vaststelling draagkracht rechtspersoon
1. Eigen vermogen
De balans geeft de vermogenspositie van de onderneming weer: het totaal van geld, goederen, rechten, vorderingen, schulden en andere verplichtingen van de onderneming. Het eigen vermogen is het verschil tussen de bezittingen en de schulden. Bezittingen zijn:
- liquide middelen, onroerend goed of onmisbare bedrijfsmiddelen
- reserves/voorzieningen; is onderdeel van het eigen vermogen
- stille reserves (bijvoorbeeld onroerende zaken, emissierechten, melkquota)
Activa bezittingen | Passiva schulden |
---|---|
Vaste activa: | EIGEN VERMOGEN (saldo bezit -schuld) |
- onroerende zaken / gebouwen | Incl. voorzieningen / reserveringen |
- goodwill | |
- grond | Vreemd vermogen: |
- vervoermiddelen | langlopende schulden |
- inventaris | - hypotheek |
- waarborgsommen | - schulden > 1 jaar |
Vlottende activa: | |
- voorraad | kortlopende schulden |
- kas / bank / giro | - crediteuren |
- waarborgsommen | - schulden < 1 jaar |
- debiteuren |
1 .1 Bedrijfseconomische waardering van de activa
1.1.1 Materiele Vaste activa: onroerende zaken (gebouwen, grond)
De waarde van de materiele vaste activa (gebouwen, grond) op de balans is een fiscale waarde en is meestal te laag.
Dat komt doordat er vanaf de aankoop van de onroerende zaak op wordt afgeschreven, dat wil zeggen de waarde op de balans daalt, terwijl de waarde van onroerende zaken in werkelijkheid meestal stijgt.
Je gaat uit van de economische waarde van de onroerende zaak. Dit bepaal je aan de hand van een actuele taxatie of de toelichting op de balans waarin de aanschafwaarde wordt genoemd. Zijn deze gegevens niet voorhanden dan kun je uitgaan van de WOZ-waarde.
Het verschil tussen de boekwaarde en de economische waarde heet: stille reserve.
Voorbeeld stille reserve onroerende zaak:
Een pand staat op de balans voor € 60.000. Uit de toelichting op de balans blijkt dat het pand is gekocht voor € 150.000. Je gaat uit van de economische waarde van € 150.000 voor het pand. Dit betekent dat er een "stille reserve" in de balans aanwezig is van € 90.000. Het eigen vermogen stijgt daardoor met € 90.000.
1.1.2 Materiele vaste activa: roerende zaken (inventaris, melkquota, emissierechten, auto)
Roerende zaken dalen in waarde door gebruik. Je houdt daarom rekening met de afschrijving. Je gaat uit van de waarde zoals deze op de balans staat.
Bijvoorbeeld: inventaris, melkquota, emissierechten, auto. Je corrigeert de waarde met eventuele stille reserve.
1.1.3 Immateriële vaste activa: goodwill
Bij de overname van een bedrijf wordt, boven op de werkelijke waarde van het bedrijf, soms ook een bedrag voor de “goede naam” betaald: goodwill. In de regel stijgt goodwill in waarde of blijft deze op peil. Je houdt daarom geen rekening met afschrijvingen op goodwill.
Voorbeeld correctie afschrijving goodwill:
Goodwill oorspronkelijk bedrag € 25.000. Huidige balanswaarde € 15.000.
Je verhoogt het eigen vermogen met € 10.000, dit is het verschil tussen de balanswaarde en de oorspronkelijke waarde.
1.1.4 Privé-opname|
Privé-opnames beïnvloeden het eigen vermogen in negatieve zin. Is het totaal van de privé-opnames hoger dan het voor rechtzoekende geldende wettelijk minimumloon, dan tel je het meerdere op bij het eigen vermogen.
1.1.5 Vlottende activa
Uitgangspunt is dat je vlottende activa, zoals liquide middelen, voorraden en debiteuren, niet corrigeert.
Uitzondering: dubieuze debiteuren. Dubieuze debiteuren wil zeggen dat niet alle vorderingen inbaar zullen zijn. Als er op de balans een voorziening is getroffen voor dubieuze debiteuren, dan houd je rekening met deze voorziening tot een maximum van 10% van het totaal bedrag aan debiteuren.
1.2 Bedrijfseconomische waardering van de passiva
1.2.1 Eigen vermogen
Je gaat uit van de boekwaarde van het eigen vermogen, zoals deze uit de jaarrekening blijkt.
1.2.2 Reserves en Voorzieningen
Reserves en voorzieningen op de balans tel je op bij het eigen vermogen. Bijvoorbeeld ‘voorziening assurantie eigen risico’, vervangingsreserve of pensioenvoorziening.
Stille reserves, zie hierboven onder 1.1.1
2. Resultaat: waardering van de Verlies- en winstrekening
Het inkomen bestaat uit het netto resultaat, wat kan zijn winst of verlies. In het algemeen ziet de resultatenrekening of verlies- en winstrekening er zo uit:
Omzet
-/- Kosten omzet
Bruto resultaat
-/- Overige kosten
Netto resultaat = Bruto inkomen
Correcties Wrb: + afschrijving goodwill
+ afschrijving onroerende zaken
2.1 Netto resultaat (winst)
Bruto resultaat minus kosten levert netto resultaat op, dit is vergelijkbaar met het bruto inkomen voor werknemers.
Voor de fiscus komen afschrijvingen op goodwill en onroerende zaken in mindering op het bruto resultaat. Hier is niet daadwerkelijk sprake van waardevermindering, daarom tel je deze ‘kosten’ alsnog bij het netto resultaat op.
2.2. Verlies
Is er sprake van verlies dan stel je het resultaat op € 0.