Algemene toelichting Wgs én Wsnp
1.Aanbod minnelijke schuldregeling
1.1 Algemeen
Een burger met probleemschulden kan zich wenden tot een schuldhulpverleningsinstelling voor een minnelijke schuldregeling. De minnelijke schuldregeling kan uitgevoerd worden door twee soorten partijen: óf de gemeente (of een andere instelling, in opdracht en voor rekening van de gemeente), óf een door de Wet op het consumentenkrediet (Wck) toegestane partij – Zie ook § 1.4 Wck toegestane partij. Andere partijen mogen geen schuldhulpverlening uitvoeren (art. 47 Wck).
1.2 Gemeente
Op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is elke gemeente verplicht schuldhulpverlening aan te bieden aan haar burgers. Het kan ook zo zijn dat een andere instelling, in opdracht en voor rekening van de gemeente, de schuldhulpverlening uitvoert.
1.3 Verklaring 285
De gemeente of de instelling in opdracht van de gemeente is verplicht een zogenaamde ‘verklaring 285’ af te geven als er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen (art. 285 lid 1 sub f Fw). Deze verklaring is een verplichte bijlage bij aanvraag Wsnp (art. 284 Fw), het bevat inhoudelijke informatie over de wel/niet aangeboden minnelijke schuldhulpverlening.
1.4 Wck toegestane partij
Ook de volgende partijen mogen schuldhulpverlening uitvoeren, op grond van art. 48 lid 1 sub c Wck – ook wel Wck-partij genoemd:
- Insolventieadvocaten;
- Curatoren ingevolge de Faillissementswet;
- Wsnp-bewindvoerders;
- Professionele Curatoren i.h.k.v. Burgerlijk wetboek 1, titel 16;
- Professionele beschermingsbewindvoerder i.h.k.v. Burgerlijk wetboek 1, titel 18;
- Notarissen;
- Deurwaarders;
- Registeraccountants;
- Accountants-administratieconsulenten.
1.5 Bezwaar plan van aanpak Wgs door gemeente of een instelling in opdracht van een gemeente
Een burger die wordt toegelaten tot de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) ontvangt hiervoor een toelatingsbeschikking. Onderdeel van deze beschikking is het plan van aanpak (pva), zie art. 4a lid 1 sub a Wgs. Het pva omschrijft kortgezegd de voorwaarden, verplichtingen en afspraken van de uitvoering van de minnelijke schuldregeling. Het eerste pva bevat hoofdzakelijk hoofdlijnen en wordt gedurende het traject nader uitgewerkt. Elke keer als het pva wordt gewijzigd (en de rechtspositie van de burger wijzigt daardoor), staat hiertegen bezwaar en beroep open.
2. Dwangvoorzieningen
2.1 Algemeen
Om problemen te voorkomen tijdens de start van de minnelijke schuldregeling of de tijd tussen de indiening van het verzoek voor toelating Wsnp en de toelatingszitting, bestaan er 3 dwangvoorzieningen, te weten:
- (smal) moratorium (art. 287b Fw);
- dwangakkoord (art. 287a Fw);
- voorlopige voorziening (VoVo - art. 287 lid 4 Fw).
De dwangvoorzieningen zijn onderdeel van de Faillissementswet. De schuldenaar vraagt een dwangvoorziening aan door het betreffende verzoekschrift – zie website Bureau Wsnp – in te dienen bij de rechtbank. Het verzoekschrift is een bijlage van het verzoek toelating Wsnp – dit dient dus ook ingediend te worden. (Tijdens de zitting vraagt de rechtbank of de schuldenaar het verzoek toelating Wsnp doorzet, mocht de rechtbank de dwangvoorziening niet toepassen.)
2.2 (Smal) moratorium (art. 287b Fw)
De schuldhulpverlener onderzoekt de mogelijkheid om een hulpverleningsvoorstel voor te leggen aan de schuldeisers, zodra de schuldenaar is toegelaten tot de minnelijke schuldregeling. Dit ‘onderzoek’ kan tot 120 (of langer) dagen in beslag nemen. Zie ook Achtergrondinformatie financiële beoordeling. Tijdens dit onderzoek, voordat alles schuldeisers hebben ingestemd, kan zich een bedreigende situatie voordoen, zoals:
- gedwongen woningontruiming;
- beëindiging van de levering van gas, elektra of water;
- opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.
Om een bedreigende situatie als deze tegen te gaan, kan een moratorium worden aangevraagd bij de rechtbank. Als het moratorium wordt toegekend, dan mogen de betreffende schuldeisers bovenstaande acties niet meer uitvoeren. Het moratorium geldt tot maximaal 6 maanden.
Opmerking: tegenwoordig noemt men het vaak smal moratorium, om verwarring te voorkomen met het breed moratorium, wat vanaf 2017 ook aangeroepen kan worden.
2.3 Dwangakkoord (art. 287a Fw)
Als de schuldhulpverlener een schuldhulpverleningsvoorstel heeft samengesteld, legt hij dit voor aan alle schuldeisers. Het voorstel kan pas van start gaan als álle schuldeisers hebben ingestemd.
Als één of meerdere schuldeisers weigeren in te stemmen (of niet reageren), dan kan de schuldenaar om een dwangakkoord verzoeken bij de rechtbank. Door het dwangakkoord toe te passen, kan de rechtbank de weigeraars alsnog bevelen in te stemmen, waardoor de minnelijke schuldregeling tóch uitgevoerd kan worden.
De rechtbank past het dwangakkoord alleen toe wanneer de weigeraar(s) in redelijkheid niet het schuldhulpverleningsvoorstel kan weigeren – hier zijn meerdere criteria aan verbonden.
2.4 Voorlopige voorziening (VoVo - art. 287 lid 4 Fw)
Nadat de schuldenaar het verzoek toelating Wsnp heeft ingediend, vindt de toelatingszitting meestal plaats na 6 weken. Tijdens deze periode kunnen er bedreigende situaties ontstaan die de toepassing van de (latere) Wsnp kunnen frustreren. Denk aan een dreigende uithuiszetting, afsluiting van de levering van gas, elektriciteit of water, enzovoorts.
De rechtbank kan deze situaties tegengaan door de voorlopige voorziening toe te passen. De voorlopige voorziening blijft van kracht totdat de rechtbank een uitspraak heeft gedaan m.b.t. het toelatingsverzoek Wsnp.
2.5 Regeling toevoeging bewindvoerders Wsnp II (het arrangement)
Wsnp-bewindvoerders die deelnemen aan deze regeling mogen de dwangvoorzieningen (excl. breed moratorium) uitvoeren. De Raad kent hiervoor een toevoeging toe (art. 6 lid 1 en lid 2 RtbwII).
Wsnp-bewindvoerders die hieraan deelnemen zijn opvraagbaar bij afdeling inschrijving. In deze lijst staan deelnemende bewindvoerders vermeld die toestemming verlenen voor deze publicatie.
Voor de rechtzoekende geldt standaard de laagste eigen bijdrage (art. 6 lid 3 RtbwII). De kortingsregeling eigen bijdrage van artikel 2 lid 6 van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand is niet van toepassing.
2.6 Breed moratorium
De schuldhulpverlenende instelling kan tijdens de minnelijke schuldregeling om een breed moratorium verzoeken bij de rechtbank. Als het breed moratorium wordt toegekend, hebben de schuldeisers geen bevoegdheid tot verhaal op de schuldenaar, voor een periode van maximaal zes maanden.
3.Geen hoger beroep tegen beschikkingen rechter-commissaris
Tegen de volgende beschikkingen van de rechter-commissaris is geen hoger beroep mogelijk.
3.1 Vruchtgenot van het vermogen van het kind
Ouders hebben het vruchtgenot van het vermogen van hun kind(eren), ook tijdens de Wsnp. De opbrengst van het vruchtgenot valt in de boedel. De rechter-commissaris kan van het vruchtgenot een bedrag vaststellen dat voorziet in de lasten verbonden aan het vruchtgenot en/of van de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Tegen de beschikking waarin dit bedrag is vastgesteld is geen hoger beroep mogelijk (Art. 21 4° Fw jo. art. 315 Fw).
3.2 Vooraf aan Wsnp verkoop van goederen schuldenaar
Als voordat de Wsnp van toepassing is een verkoopdatum bepaald is voor de goederen van de schuldenaar, kan de Wsnp-bewindvoerder, op machtiging van de rechter-commissaris, deze verkoop laten voortgaan. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 34 Fw jo. art. 315 Fw).
3.3 Verlenging termijn verkoop goed
De Wsnp-bewindvoerder kan pand- en hypotheekhouders een termijn geven waarbinnen zij het betreffende goed mogen verkopen. De rechter-commissaris kan deze termijn verlengen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 58 Fw jo. art. 315 Fw).
3.4 Verlenging termijn verkoop luchtvaartuig
De Wsnp-bewindvoerder kan de hypotheekhouder van een luchtvaartuig een termijn geven waarbinnen deze het goed mag verkopen. De rechter-commissaris kan deze termijn verlengen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 59a lid 3 Fw jo. art. 315 Fw).
3.5 Onderhandse boedelbeschrijving/waardebepaling Wsnp-bewindvoerder
De rechter-commissaris kan bepalen dat de Wsnp-bewindvoerder de boedelbeschrijving onderhands opstelt en de boedel waardeert. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 94 lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
3.6 Goedkeuring rechter-commissaris voor beleggen
De rechter-commissaris kan de Wsnp-bewindvoerder goedkeuring geven om geld van de schuldenaar te beleggen (lees: op een depositorekening plaatsen). Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 102 Fw jo. art. 315 Fw).
3.7 Voorwaardelijke toelating en voorrang van vorderingen
De rechter-commissaris kan vorderingen die betwist worden voorwaardelijk toelaten. Ook kan een betwiste voorrang voorwaardelijk worden erkend door de rechter-commissaris. Tegen de beschikking van de voorwaardelijke toelating en/of erkenning is geen hoger beroep mogelijk (art. 125 Fw jo. art. 315 Fw).
3.8 Wsnp-bewindvoerder en baten die niet (snel) verkocht kunnen worden
De rechter-commissaris bepaalt op welke wijze de Wsnp-bewindvoerder moet omgaan (anders gezegd: beschikt over) met baten die moeilijk, niet snel, of in het geheel niet vereffend (lees: verkocht) kunnen worden. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 176 lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
3.9 Verlenging of opnieuw toepassen van de postblokkade
De rechter-commissaris kan de termijn verlengen waarbinnen de postblokkade geldt. Ook kan de rechter-commissaris de postblokkade opnieuw toepassen. (Bijvoorbeeld bij adreswijziging schuldenaar of bij wijze van een steekproef.) Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 287 lid 5 Fw jo. art. 315 Fw).
3.10 Planning van de verificatievergadering
De rechter-commissaris kan de datum en tijd bepalen waarop de verificatievergadering plaatsvindt. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 289 lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
3.11 Beveiligingsmaatregelen voor de belangen van schuldeisers
De rechter-commissaris kan maatregelen treffen om de belangen van de schuldeisers te beschermen. Hiervan kan sprake zijn als de schuldenaar zijn schuldeisers tracht te benadelen of dat deze zijn verplichtingen niet nakomt. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 290 lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
3.12 Vaststellen nominaal deel vrij te laten bedrag
De rechter-commissaris kan het (wettelijke deel van het) vrij te laten bedrag (lees: de beslagvrije voet) verhogen met een ‘nominaal bedrag’. Aan deze verhoging kan de rechter-commissaris voorwaarden verbinden en terugwerkende kracht verlenen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 295 lid 3 Fw jo. art. 315 Fw).
3.12 Hoger beroep tegen vaststellen vrij te laten bedrag
Het verzoek om verhoging van (het nominaal deel zoals bedoeld in art. 295, lid 3 Fw) het vrij te laten bedrag moet worden beschouwd als een verzoek ex art. 317 Fw (zie ECLI:NL:HR:2009:BJ7537). Tegen een beschikking ex art. 317 Fw van de rechter-commissaris is hoger beroep mogelijk.
De uitsluiting op grond van art. 315, lid 2 Fw is niet van toepassing.
3.13 Tot de boedel behorende goederen in beheer bij schuldenaar
De schuldenaar beschikt niet over alle goederen die tot de boedel behoren, en moet de goederen afgeven aan de Wsnp-bewindvoerder. De schuldenaar mag hier ook geen handelingen mee verrichten. De rechter-commissaris kan bepalen dat de schuldenaar wel een goed (wat tot de boedel behoort) in beheer mag hebben. Voorbeeld: een personenwagen die vereist is voor het verwerven van inkomen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 296 lid 3 Fw jo. art. 315 Fw).
3.14 Retentierecht: termijn voldoening vordering/parate executie
Voor een vordering waarvoor retentierecht geldt, kan de schuldeiser de Wsnp-bewindvoerder een termijn stellen waarbinnen deze de vordering kan voldoen. Om zo de zaak terug te brengen in de boedel.
De rechter-commissaris kan deze termijn verlengen.
Brengt de Wsnp-bewindvoerder de zaak niet terug in de boedel? Dan kan de schuldeiser het recht van parate executie uitoefenen. De Wsnp-bewindvoerder kan de schuldeiser een termijn geven waarbinnen deze de parate executie moet uitvoeren. De rechter-commissaris kan deze termijn verlengen. Tegen deze beschikking(en) is geen hoger beroep mogelijk (art. 299 lid 3 en lid 5 Fw jo. art. 315 Fw).
3.15 (Budget)beheer door Wsnp-bewindvoerder
Als de schuldenaar niet zelfstandig zijn vtlb kan beheren, kan de rechter-commissaris besluiten dat de Wsnp-bewindvoerder dit (budget)beheer uitvoert. Het gaat hierbij om het inkomen (vtlb) en uitgaven die buiten de boedel vallen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 310 lid 1 Fw jo. art. 315 Fw).
3.16 Zzp of onderneming voortzetten tijdens Wsnp
De rechter-commissaris kan besluiten dat de schuldenaar de uitoefening van zijn zzp of onderneming (voor een periode) mag blijven voortzetten. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 311 lid 1 Fw jo. art. 315 Fw).
3.17 Wsnp-bewindvoerder vereist machtiging rechter-commissaris
Voordat de Wsnp-bewindvoerder specifieke taken mag uitvoeren, vereist deze de toestemming (de machtiging) van de rechter-commissaris. Tegen deze beschikking (de machtiging dan wel afwijzing) is geen hoger beroep mogelijk (art. 316 lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
3.18 Wijziging lengte periodieke evaluatie Wsnp
Een Wsnp-bewindvoerder moet elke 6 maanden een verslag uitbrengen over de voortgang van de schuldsaneringsregeling. De rechter-commissaris kan deze periode wijzigen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 318 lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
3.19 Voorschot en hoogte (tussentijdse) salaris Wsnp-bewindvoerder
De rechter-commissaris stelt vast of de Wsnp-bewindvoerder tijdens de Wsnp een voorschot kan krijgen op zijn salaris. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 320 lid 2 en lid 4 Fw jo. art. 315 Fw).
3.20 Pro forma verificatievergadering
De rechter-commissaris kan bepalen dat de verificatievergadering pro forma plaatsvindt. Deze bepaalt dit alleen wanneer de Wsnp-bewindvoerder geen verificatievergadering wenst en schuldeisers hier geen behoefte aan hebben, of wanneer de boedel (na aftrek van de kosten) minder dan € 2.000 bedraagt (lees: informele uitdeling). Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 328a lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
3.21 Toelating vordering in verificatievergadering na uiterlijke datum
De rechter-commissaris kan vorderingen van Nederlandse schuldeisers of buitenlandse Europese schuldeisers die hun vordering te laat hebben ingediend, toch toelaten tot de verificatievergadering. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 328b lid 4 Fw jo. art. 315 Fw).
3.22 Wsnp-akkoord vaststellen als ware het aangenomen
De rechter-commissaris kan, onder twee voorwaarden, een Wsnp-akkoord dat niet is aangenomen van de schuldeisers tóch vaststellen als ware het aangenomen. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 332 lid 4 Fw jo. art. 315 Fw).
3.23 Onderhandse verkoop
Zodra de Wsnp van toepassing is, vereffend (lees: verkoopt) de Wsnp-bewindvoerder de tot de boedel behorende goederen. De goederen worden onderhands verkocht (lees: zonder tussenpersoon of notaris), tenzij de rechter-commissaris bepaalt dat de verkoop in het openbaar moet. Tegen deze beschikking is geen hoger beroep mogelijk (art. 347 lid 2 Fw jo. art. 315 Fw).
4.Vereenvoudigd Wsnp-traject (art. 354a Fw)
Voor schuldenaren die geen afloscapaciteit hebben en waarvan het aannemelijk is dat dit tijdens de Wsnp niet verbetert, kan de Wsnp beëindigd worden met schone lei na tenminste één jaar (art. 354a Fw). Het gaat hierbij vooral om mensen die:
- de pensioensleeftijd hebben behaald;
of - 100% arbeidsongeschikt zijn verklaard;
en - geen afloscapaciteit hebben (hun inkomen is lager dan het vrij te laten bedrag [vtlb]);
en - waarbij geen afloscapaciteit te verwachten is tijdens de resterende Wsnp-periode.
5.Klachten gericht tegen de Wsnp-bewindvoerder
Artikel 317 Fw regelt wie een klacht in kan dienen tegen de Wsnp-bewindvoerder en hoe. De rechter-commissaris hoort naar aanleiding van de klacht de Wsnp-bewindvoerder en beslist dan binnen 3 dagen. Indien de klacht dermate ernstig is, kan de rechter-commissaris besluiten de Wsnp-bewindvoerder te ontslaan en een ander benoemen (art. 319 Fw).
Is de schuldenaar het niet eens met de beslissing van de rechter-commissaris (art. 315 Fw), dan kan deze binnen vijf dagen in hoger beroep gaan. Hiervoor wordt ook geen toevoeging afgegeven door de Raad