Resultaatsbeoordeling en zwaarwegende omstandigheden
Registratienummer |
202205070/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
21/6169
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Resultaatbeoordeling
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Gegrond
|
Essentie
De toevoeging is verstrekt voor een echtscheiding die is geëindigd met een echtscheidingsbeschikking en verdeling van (o.a.) de overwaarde van de woning. Hiermee is een resultaat behaald dat de wettelijke grens van € 15.423,-- overschrijdt. Op grond van het behaalde resultaat is, na een voornemen en zienswijze, de toevoeging ingetrokken en bij apart besluit de vergoeding bij rechtzoekende teruggevorderd. Tegen beide besluiten is bezwaar gemaakt, het bezwaar tegen het besluit tot intrekking is niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
Rechtsbijstandverlener belanghebbende
Het eerste geschilpunt is de vraag of de rechtsbijstandverlener in deze belanghebbende is. De Afdeling overweegt dat dit het geval is. De vergoeding van een toevoeging is significant minder dan in het geval de rechtsbijstand zijn werkzaamheden op basis van het commerciële tarief bij rechtzoekende kan declareren. Bij een mogelijke herleving van de toevoeging heeft de rechtsbijstandverlener derhalve een financiële benadeling en daarmee een tegengesteld belang.
Ontvankelijkheid en bekendmaking besluit
Vervolgens ligt de vraag voor of het besluit tot intrekking door de Raad op juiste wijze bekend is gemaakt. Uit artikel 2:1 en 6:17 Awb volgt dat het optreden van een gemachtigde met zich brengt dat het contact in beginsel via de gemachtigde verloopt. In de zienswijze op het voornemen tot intrekking heeft belanghebbende duidelijk gesteld dat zij een gemachtigde heeft. Vanaf dat moment diende het voor de Raad duidelijk te zijn dat er een gemachtigde was en had het besluit tot intrekking aan diegene toegezonden moeten worden, hetgeen niet is gebeurd. Het besluit is niet op voorgeschreven wijze bekend gemaakt en de bezwaartermijn is dan ook niet met de datering van het besluit (16 maart 2021) aangevangen. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Resultaatsbeoordeling
De Afdeling ziet aanleiding om inhoudelijk zelf in de zaak te voorzien en overweegt dat niet in geschil is dat het financiële resultaat hoger is dan het drempelbedrag. Aangevoerd is dat het financieel resultaat onder meer gebruikt moest worden om een nieuwe woning te kopen. Het is niet gebleken van zwaarwegende omstandigheden om van intrekking af te zien. Rechtzoekende heeft de beschikking gekregen over de gelden en de vordering was dan ook niet (gedeeltelijk) oninbaar. De aangevoerde situatie is niet anders dan die van vele anderen na een echtscheiding.
Vervolgens is het besluit tot terugvordering aan de orde. Het is de Afdeling niet gebleken dat sprake is van zwaarwegende omstandigheden om hiervan af te zien. Een beroep hierop dient met stukken te worden onderbouwd en dat is niet gebeurd. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de vordering niet voldaan kan worden.