Samenhang bijstand slachtoffers en nabestaanden van een schietpartij
Registratienummer |
202205344/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
20/4024
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Vaststellen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
Bij een schietpartij is een dodelijk slachtoffer gevallen, meermalen geschoten op een slachtoffer en is een slachtoffer hiervan getuige geweest. Hiervoor is één persoon vervolgd. Rechtsbijstand is verleend aan de twee slachtoffers en vier nabestaanden van het overleden slachtoffer, dit op basis van zes toevoegingen. De vergoeding van deze toevoegingen zijn in samenhang vastgesteld. In discussie is de vraag of de zaken naar hun aard verknocht zijn.
De Afdeling heeft eerder bij uitspraken van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2734 en ECLI:NL:RVS:2023:2733) het beoordelingskader voor samenhangende procedures verduidelijkt, specifiek voor “naar hun aard verknocht”. Bepalend zijn de volgende drie omstandigheden: heeft de rechtsbijstandverlener in de procedures rechtsbijstand verleend aan dezelfde of een andere partij; in hoeverre een ander feitencomplex aan de procedures ten grondslag ligt; of procedures gaan over niet al te zeer uiteenlopende rechtsvragen.
Toetsend aan dit beoordelingskader komt de Afdeling tot het oordeel dat de zaken terecht in samenhang zijn vastgesteld. Het gaat om vergelijkbare vordering en de verschillende rechtsvragen in de verschillende procedures niet al te zeer uiteenlopen. Daarbij wordt verwezen naar de ingediende verzoeken om schadevergoeding. Met betrekking tot het feitencomplex komt de Afdeling tot de conclusie dat in alle procedures hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt. Ten gevolge van diefstal van een scooter is een schietpartij ontstaan waarbij één iemand aan zijn verwondingen is overleden, één iemand ternauwernood is ontkomen aan de kogels en een derde persoon het later overleden slachtoffer heeft gereanimeerd.
Aangevoerd is dat het besluit in strijd is met artikel 6 en 13 Evrm en het daaruit voortvloeiende recht op advocaatkeuze. Deze grond kan niet slagen nu het slachtoffer en de nabestaanden bijgestaan kunnen worden door een advocaat die met de benodigde specialisatie bij de Raad staat ingeschreven.
Evenmin kan het beroep op het evenredigheidsbeginsel slagen. De aangevoerde omstandigheden, het verkrijgen van een lagere vergoeding en mogelijk nieuwe cliënten moeten verwijzen naar een ander kantoor, zijn onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de toepassing van artikel 11 Bvr in dit geval onevenredig uitwerken.