Samenhang bijstand slachtoffer en nabestaanden van brand
Registratienummer |
202205340/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
20/4025
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Vaststellen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
Rechtsbijstand is verleend aan één slachtoffer en twee nabestaanden van een aangestoken brand. Het slachtoffer bevond zich ten tijde van de brand bij het slachtoffer dat ten gevolge van de brand is overleden. Voor de brandstichting zijn drie personen vervolgd, dit maakt in totaal negen toevoegingen. De vergoeding van deze toevoegingen zijn in samenhang vastgesteld. In discussie is de vraag of de zaken naar hun aard verknocht zijn.
De Afdeling heeft eerder bij uitspraken van 19 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2734 en ECLI:NL:RVS:2023:2733) het beoordelingskader voor samenhangende procedures verduidelijkt, specifiek voor “naar hun aard verknocht”. Bepalend zijn de volgende drie omstandigheden: heeft de rechtsbijstandverlener in de procedures rechtsbijstand verleend aan dezelfde of een andere partij; in hoeverre een ander feitencomplex aan de procedures ten grondslag ligt; of procedures gaan over niet al te zeer uiteenlopende rechtsvragen.
Toetsend aan dit beoordelingskader komt de Afdeling tot het oordeel dat de zaken terecht in samenhang zijn vastgesteld. Het gaat om vergelijkbare vorderingen en de verschillende rechtsvragen in de verschillende procedures zijn niet al te zeer uiteenlopend. Het feitencomplex dat aan de procedures ten grondslag ligt is hetzelfde. Het gaat om een brand die in de flat is gesticht, waardoor een slachtoffer is overleden en een ander slachtoffer ernstig hersenletsel heeft opgelopen waardoor zij haar opleiding journalistiek niet meer kan afronden en haar ambities niet meer kan nastreven.
Aangevoerd is dat het besluit in strijd is met artikel 6 en 13 Evrm en het daaruit voortvloeiende recht op advocaatkeuze. Deze grond kan niet slagen nu het slachtoffer en de nabestaanden bijgestaan kunnen worden door een advocaat die met de benodigde specialisatie bij de Raad staat ingeschreven.
Evenmin kan het beroep op het evenredigheidsbeginsel slagen. De aangevoerde omstandigheden, het verkrijgen van een lagere vergoeding en mogelijk nieuwe cliënten moeten verwijzen naar een ander kantoor, zijn onvoldoende om tot de conclusie te komen dat de toepassing van artikel 11 Bvr in dit geval onevenredig uitwerken.