Bereik inzake nabestaanden zijnde moeder en twee minderjarige kinderen
Registratienummer |
202205347/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
20/4055
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Gegrond
|
Essentie
Rechtsbijstand is verleend aan twee minderjarige kinderen en hun moeder. De vader van de minderjarigen, en voormalig partner van de moeder, is vermoord. De vraag ligt voor of voor ieder een toevoeging verstrekt kan worden dan wel of de werkzaamheden onder het bereik van één toevoeging vallen. Hiervoor is van belang of er diversiteit van rechtsbelangen aanwezig is en zo nee, of er diversiteit van procedure aan de orde is. In geschil is de vraag of sprake is van hetzelfde rechtsbelang.
In uitspraak van dezelfde datum (ECLI:NL:RVS:2024:155) verduidelijkt de Afdeling het beoordelingskader voor het rechtsbelang. Allereerst dient voor de vraag of sprake is van hetzelfde rechtsbelang gekeken te worden naar het doel en het beoogde eindresultaat van de rechtsbijstand. Het feitencomplex is daarvoor van belang. Als het doel en beoogd eindresultaat identiek is, dan is sprake van één rechtsbelang. Ook kan er één rechtsbelang zijn als doel en beoogd eindresultaat niet identiek is maar wel sprake is van een samenstel van rechtsbelangen zonder zelfstandige betekenis. Dit kan ook aan de orde zijn bij verschillende rechtssubjecten. Tot slot kan bij één rechtsbelang sprake zijn van meerdere wederpartijen en verschillende rechtsvragen.
Overwogen wordt dat bij rechtsbijstand in slachtofferzaken in beginsel bij partners en/of minderjarige familieleden hetzelfde rechtsbelang betreft. Verschillen in wijze van uitoefenen van het slachtofferrecht en de gevolgen van de strafbare feiten maken dit niet anders. Bij de vorderingen kan mogelijk wel sprake zijn van zelfstandige rechtsbelangen. De aard van de vordering moet daarbij dusdanig verschillend zijn dat de rechtsbijstandverlener werkzaamheden van een wezenlijk andere aard moet verrichten.
Toetsend aan deze overwegingen komt de Afdeling tot het oordeel dat tussen moeder en minderjarige kinderen geen sprake is van hetzelfde rechtsbelang. De reden hiervoor is dat de geleden schade een zodanig ander karakter heeft dat die op wezenlijk andere wijze moet worden onderbouwd. Namens de moeder is verzocht om vergoeding van gederfd levensonderhoud. Deze kosten zijn met een rekenkundig rapport onderbouwd die bewerkelijker was omdat er sprake was van mondelinge afspraken over de alimentatie. Met betrekking tot de immateriële schade is zowel die van moeder als de kinderen separaat toegelicht en onderbouwd met een medisch rapport van een psycholoog.