Terugvordering vergoeding bij onherroepelijk veroordeelde
Registratienummer |
202101905/2/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
20/4477
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
Na de op last verstrekte toevoeging en vaststelling van de vergoeding is de aan de advocaat uitbetaalde vergoeding bij rechtzoekende teruggevorderd nu hij onherroepelijk is veroordeeld. Aangevoerd is dat rechtzoekende niet op de hoogte was van het besluit tot toevoeging. In bezwaar heeft de advocaat gesteld dat dit wel het geval is en zij hiervan stukken kan overleggen, die stukken zijn niet door de Raad opgevraagd.
Vanwege het ontbreken van stukken waaruit zulks blijkt heeft de Afdeling in een tussenuitspraak de Raad de opdracht gegeven om alsnog de stukken op te vragen. De advocaat heeft onderbouwende stukken toegezonden. De Afdeling is van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken vanuit moet worden gegaan dat de toevoeging door de advocaat aan de rechtzoekende is overgelegd en hij daarmee op de hoogte was van een mogelijke terugvordering.
Vervolgens is beoordeeld of er zwaarwegende omstandigheden waren om van terugvordering af te zien. De Afdeling overweegt dat dit niet het geval is. Uit het beleid van de Raad volgt dat alleen rekening wordt gehouden met omstandigheden die de financiële situatie van rechtzoekende zelf betreffen. Rechtzoekende heeft te kennen gegeven dat er geen zwaarwegende financiële omstandigheden zijn, hierdoor was er voor de Raad de bevoegdheid om terug te vorderen. De stelling van rechtzoekende dat hij geen gebruik wenste te maken van de diensten van de advocaat kan niet bij de beoordeling worden betrokken.