Resultaatsbeoordeling en zelfredzaamheid in procedure tegen de Raad
Registratienummer |
202002108/1/A2 en 202002011/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
19/1008 en 19/1974
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Resultaatbeoordeling
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
De toevoeging is verstrekt vanwege een hoger beroepsprocedure inzake de verkrijging van een Wajong uitkering. Als resultaat van de zaak is met terugwerkende kracht drie bedragen aan Wajong uitkering door rechtzoekende ontvangen. Het resultaat overschrijdt de wettelijke grens. Hetgeen ook het geval is indien de bedragen die rechtzoekende aan de Belastingdienst en de gemeente Heerlen terug moet betalen in mindering worden gebracht.
Ter beoordeling ligt voor of een Wajong uitkering als zodanig als resultaat kan worden aangemerkt en of in dit geval zwaarwegende omstandigheden zijn om van intrekking van de toevoeging af te zien. De Afdeling overweegt dat ook een Wajong uitkering, en uitkeringen in het algemeen, aangemerkt kunnen worden als resultaat. Niet als het om toekomstige periodiek te ontvangen bedragen gaat maar in deze zaak is een concreet bedrag met terugwerkende kracht uitbetaald. De stelling dat een Wajong uitkering een sociale zekerheidsvoorziening op minimumniveau is kan niet leiden tot een ander oordeel. De stelling is juist maar in deze zaak is met terugwerkende kracht een bedrag uitbetaald, die veel hoger is dan de maandelijkse uitkering en in beginsel niet meer als basisvoorziening voor de maanden die zijn verstreken dient.
Met betrekking tot de zwaarwegende omstandigheden is aangevoerd dat de totale procedure vijf jaar heeft geduurd en daarom het totaalbedrag over de vijf jaar moet worden gedeeld om de hoogte per jaar te kunnen vaststellen. De Afdeling overweegt dat een lange duur van een procedure op zichzelf genomen geen zwaarwegende omstandigheid is. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat het bedrag lager zou zijn dan 50% van het heffingvrij vermogen als hij maar twee, drie of vier jaar had geprocedeerd. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat rechtzoekende schulden heeft gemaakt in de periode waarover de Wajong uitkering is uitbetaald.
Namens rechtzoekende is voor het in de beroepsfase opkomen tegen de intrekking van de toevoeging een toevoeging aangevraagd. Op grond van zelfredzaamheid van de rechtzoekende en het ontbreken van feitelijke en/of juridische complexiteit is de aanvraag afgewezen.
In beroep heeft rechtzoekende een psychiatrisch deskundigenonderzoek overgelegd en de Raad heeft naar aanleiding van dit rapport besloten om alsnog de toevoeging te verstrekken.
Het hoger beroep heeft door de herziening enkel nog betrekking op de toe te kennen proceskostenvergoeding. Overwogen wordt dat bij de aanvraag toevoeging niet is vermeld dat rechtzoekende een psychische stoornis heeft, eerst in het bezwaarschrift is het vermeld en in beroep is het rapport overgelegd. Het is dan ook niet aan de Raad te wijten dat de aanvraag toevoeging is afgewezen.