Geschil over een betalingsregeling
Registratienummer |
202200139/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
20/2569
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Bestuursrecht
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Raad voor Rechtsbijstand
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
Rechtzoekende heeft vanwege een openstaande schuld een betalingsregeling getroffen met de gemeente. Bij later besluit heeft de gemeente de hoogte van het aflossingsbedrag gewijzigd. Voor het beroep inzake dit besluit is een toevoeging aangevraagd. Bij de steekproefcontrole is de vergoeding ingetrokken op grond van artikel 7 Brt, zijnde dat het om een onbetwiste schuld gaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de raad de aanvraag ten onrechte heeft ingetrokken op grond van art. 7 van het Brt omdat het in de procedure ging over de vraag of het college nieuw beleid mocht toepassen op de eerder overeengekomen betalingsregelingen en dat artikel 7 Brt niet ziet op deze rechtsvraag.
De Afdeling overweegt dat uit de artikelen 12 en 28 Wrb volgt dat een aanvraag op grond van zelfredzaamheid kan worden afgewezen en artikel 7 Brt drie concrete gevallen geeft waarin geen toevoeging wordt verleend. De Afdeling volgt de uitleg dat een geschil over de hoogte van het aflossingsbedrag een geschil is over het treffen van een betalingsregeling en dat daarom in beginsel, op voet van artikel 7 Brt, geen recht op toevoeging bestaat. Echter in dit geval had in licht van artikel 12 en 28 Wrb een uitzondering op die regel gemaakt moeten worden. Het geschil over toepassing van nieuwe beleidsregels heeft verschillende juridische vragen opgeroepen die juridisch niet eenvoudig zijn. Daarbij wordt opgemerkt dat de gevolgen voor rechtzoekende groot waren, gezien het hogere termijn bedrag.