Financieel belang bij strafzaken hoger beroep
Registratienummer |
202103557/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
19/7052
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
De toevoeging is aangevraagd voor het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter waarin rechtzoekende veroordeeld is tot een boete van € 450,--. De voorzitter van het Hof heeft verlof verleend voor het instellen van hoger beroep. De aanvraag toevoeging is afgewezen vanwege het financieel belang en het onvoldoende aanwezig zijn van zwaarwegende omstandigheden.
De Afdeling overweegt naar aanleiding van het hoger beroep dat het bepaalde in artikel 14 IVBPR en artikel 6 EVRM niet een ongeclausuleerd recht op kosteloze rechtsbijstand in strafzaken volgt. Enkel is er aanspraak “indien het belang van de rechtspraak dit eist” of “indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen”. De Raad hoefde dan ook niet op grond van het oordeel van de voorzitter van het Hof een toevoeging te verlenen nu dit enkel zag op de toegang tot de rechter in hoger beroep.
Met betrekking tot het financieel belang dient rekening te worden gehouden met het financiële belang dat in geding is in de desbetreffende procedure, oftewel het bedrag waartoe rechtzoekende is veroordeeld. De opgelegde boete vormt dan ook het financieel belang, de advocaatkosten voor de procedure bij de kantonrechter zijn terecht buiten beschouwing gelaten. Een eventuele vergoeding van die kosten worden in een andere procedure beoordeeld.
Met betrekking tot de beoordeling of zwaarwegende omstandigheden aan de orde zijn, dient te worden gekeken naar het bepaalde in artikel 6 derde lid aanhef en onder c EVRM. Er dient in dat kader rekening te worden gehouden met de straf die rechtzoekende in hoger beroep riskeert. De Raad had niet vast mogen houden aan € 450,-- en stellen dat de mogelijke boete van € 900,-- een onzekere toekomstige gebeurtenis is. Dit gebrek in de motivering leidt niet tot een toevoeging. Het is niet aannemelijk geworden dat rechtzoekende het risico liep om te worden veroordeeld tot een vrijheidsstraf, taakstraf of een hogere boete dan € 900,-- en daarmee blijft de te riskeren straf beperkt tot een betrekkelijk lichte straf. Het gegeven dat de zaak door een meervoudige kamer zou worden behandeld maakt het evenmin anders.