Financieel belang bij strafzaken hoger beroep
Registratienummer |
202103344/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
20/2546
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
De toevoeging is aangevraagd voor het instellen van hoger beroep tegen het verstekvonnis van de kantonrechter waarin rechtzoekende veroordeeld is tot een boete van € 140,--. De voorzitter van het Hof heeft verlof verleend voor het instellen van hoger beroep. De aanvraag toevoeging is afgewezen vanwege het financieel belang en het onvoldoende aanwezig zijn van zwaarwegende omstandigheden.
De Afdeling overweegt naar aanleiding van het hoger beroep dat het bepaalde in artikel 14 IVBPR en artikel 6 EVRM niet een ongeclausuleerd recht op kosteloze rechtsbijstand in strafzaken volgt. Enkel is er aanspraak “indien het belang van de rechtspraak dit eist” of “indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen”. De Raad hoefde dan ook niet op grond van het oordeel van de voorzitter van het Hof een toevoeging te verlenen nu dit enkel zag op de toegang tot de rechter in hoger beroep. Verder wordt overwogen dat, gelet op het beleid, niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van zwaarwegende omstandigheden. Dit geldt eveneens voor het beroep op het beleid inzake ‘veelheid aan zaken’.