Van toepassing zijnde zaakcode
Registratienummer |
202005711/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
19/2754
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Raad voor Rechtsbijstand
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
In geschil was de vraag op grond van welke zaakcode de vergoeding dient te worden vastgesteld. De toevoeging is aangevraagd voor het voeren van een procedure over een terugvordering van geleend geld, waarvan de hoogte en het daarover verschuldigde bedrag aan rente in geschil zijn. De Raad heeft op basis van zaakcode P100 personen- en familierecht - overige geschillen de vergoeding vastgesteld omdat het aan de orde zijnde geschil zijn oorsprong vond in een tussen partijen tijdens hun affectieve relatie gesloten geldleningsovereenkomst.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de Raad ten onrechte van voornoemde zaakcode is uitgegaan. Uit de in de procedure gewezen vonnissen van de civiele rechter blijkt dat partijen voornamelijk verdeeld waren over de (rechts)vraag of de geldleningsovereenkomst tot stand is gekomen en, zo ja, hoe die uitgelegd en toegepast moet worden. Gelet hierop, en dat de relatie ten tijde van de vordering tot nakoming reeds drie jaar was beëindigd, is het rechtsbelang gelegen in de vaststelling van het bestaan (en daarmee eveneens de inhoud) van die overeenkomst.