Verzoek toekenning extra uren
Registratienummer |
202100180/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
19/4026 en 19/4027
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Extra uren toekennen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
Verzocht is om toekenning van extra uren in twee dossiers. De Raad heeft eerder met de rechtsbijstandverlener een overeenkomst gesloten waarbij voor alle zaken omtrent ondeugdelijke borstimplantaten tegen finale kwijting 450 uren zijn vergoed. Die uren zagen op de advieswerkzaamheden en afgesproken is om vervolgafspraken te maken voor de procedurele fase. De aanvraag om extra uren is onder verwijzing naar deze overeenkomst afgewezen, er is na het sluiten van de overeenkomst geen overeenstemming bereikt over een hogere vergoeding en de overeenkomst rechtmatig is gesloten.
Door de Afdeling is vastgesteld dat de rechtsbijstandverlener en de Raad een overeenkomst hebben gesloten, dat de rechtmatigheid van deze overeenkomst en de uitvoering daarvan niet in de procedure aan de orde kunnen komen en derhalve de overeenkomst en gemaakte afspraken als een gegeven worden beschouwd. Verder blijkt uit de bijlage bij deze overeenkomst dat de twee onderhavige dossiers onderdeel zijn van de gemaakte afspraken. Het is niet gebleken dat de werkzaamheden waarvoor om extra uren is verzocht niet vallen onder de advieswerkzaamheden waar de overeenkomst op ziet.
Overwogen wordt dat het aan de aanvrager is om aannemelijk te maken dat zij doelmatig te werk ging en dat de door haar aangevraagde extra uren, voor zover deze buiten de afgesproken extra uren vallen, noodzakelijk waren. De rechtsbijstandverlener is daarin niet geslaagd. Uit de overgelegde urenstaten blijkt dat de verzoeken zien op advieswerkzaamheden die voor de datum van de overeenkomst zijn verricht. Voor die werkzaamheden is ter finale kwijting de overeenkomst gesloten en kan dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Evenmin blijkt van een vooringenomen houding door de Raad. Uit de stukken blijkt niet dat de Raad zich bij zijn besluitvorming niet objectief heeft opgesteld of de bestreden besluiten heeft genomen om rechtsbijstandverlener te benadelen ten opzichte van anderen. Dat er een toelichting is gegeven op de moeizame relatie tussen partijen betekent niet dat de Raad bij de behandeling van de aanvraag vooringenomen was.