Verjaring van het recht op een vergoeding
Registratienummer |
202001710/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
19/2277
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Vaststellen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
De aangevraagde vergoeding is afgewezen omdat de aanvraag niet is ingediend binnen vijf jaar nadat de rechtsbijstand is beëindigd. De toevoeging is aangevraagd in 2011 en de procedure waarvoor de toevoeging is aangevraagd is eveneens in 2011 geëindigd. De toevoeging is vanwege een eerdere afwijzing in 2013 verstrekt.
De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat de toevoeging is verleend nadat de rechtsbijstand is beëindigd niet maakt dat de Raad in dit geval niet in redelijkheid heeft kunnen vasthouden aan de verjaringstermijn van vijf jaar na beëindiging van de rechtsbijstand. Op het moment dat de toevoeging werd verstrekt waren namelijk nog geen vijf jaar verstreken na beëindiging van de rechtsbijstand en resteerde er nog voldoende tijd om de aanvraag in te dienen.
De na de rechtsbijstandverlening verrichte administratieve werkzaamheden kunnen gezien de definitie van rechtsbijstand in de Wrb niet worden aangemerkt als tijd die is besteed aan het verlenen van rechtsbijstand. De in 2013 en 2018 verrichtte administratieve werkzaamheden maken daarmee niet dat de rechtsbijstand pas met die werkzaamheden is beëindigd.