Tijdelijke uitschrijving BOPZ-piketrooster
Registratienummer |
201908487/1/A2 en 201908489/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
19/2342, 19/2343 en 19/2345
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Inschrijven
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Gegrond
|
Essentie
Vanwege het bereiken van een maximum van 70 afgegeven toevoegingen op het terrein van het psychiatrisch patiëntenrecht is de advocaat voor het eerste half jaar van 2019 niet ingepland op de BOPZ-piketplanning. Het besluit is gebaseerd op artikel 6c van de inschrijvingsvoorwaarden (2018).
De Afdeling overweegt dat ingevolge artikel 7a, eerste lid, Wrb de Raad zorg dient te dragen voor een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het aanbod. Voorts kan er op grond van artikel 14 en 15 nadere regels en voorwaarden worden gesteld. Artikel 6c van de inschrijvingsvoorwaarden ziet op het bevorderen van een evenredigere verdeling van het aantal BOPZ-zaken aan advocaten op de BOPZ-piketplanning. Verder vormt het artikel onderdeel van een pakket aan maatregelen om de rechtsbijstandverlening aan psychiatrische patiënten toekomstbestendig te houden. Door de Afdeling is overwogen dat de Raad gezien de doelstellingen van het artikel de bevoegdheid heeft voor het invoeren van deze bepaling nu het ziet op het bevorderen van een evenwichtige spreiding van het aanbod van de verlening van rechtsbijstand.
De Afdeling overweegt dat de intensiteit van de exceptieve toetsing afhankelijk is van de beslissingsruimte die de Raad heeft. Gezien nu de Raad beleidsruimte toekomt bij de besteding van de publieke middelen voor gefinancierde rechtsbijstand is de beoordeling terughoudend waardoor de stelling dat de bepaling door de rechter te terughoudend is getoetst niet kan slagen.
Artikel 6c van de inschrijvingsvoorwaarden maakt geen willekeurige inbreuk op de vrijheid van beroep. Daartoe wordt overwogen dat de bepaling ziet op het bevorderen van een evenwichtige spreiding van de verlening van rechtsbijstand en het maximum aantal zaken van 70 toevoegingen ruim hoger is dan het gemiddeld aantal toevoegingen van advocaten in het psychiatrisch patiëntenrecht. Tevens is daarbij betrokken dat de uitsluiting voor een periode van een half jaar geldt en dat deze uitsluiting onverlet laat dat advocaten wel hun stamcliënten kunnen blijven bijstaan, verzoeken tot waarnemingen kunnen aannemen en BOPZ-zaken via andere kanalen kunnen blijven doen.
De onmiddellijke invoering van het artikel maakt dat gelet op de ingrijpende gevolgen die het heeft er naar het oordeel van de Afdeling in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is gehandeld. Daarbij wordt overwogen dat pas bij bekendmaking van de maatregel op 14 februari 2018 voor advocaten in het psychiatrisch patiëntenrecht duidelijk was wat het maximaal aantal toevoegingen was geworden. Zij hadden in de gelegenheid moeten worden gesteld om de bedrijfsvoering aan de nieuwe regeling aan te passen. De Afdeling laat in deze gevallen de toepassing van artikel 6c van de inschrijvingsvoorwaarden voor het jaar 2018 buiten toepassing.