Motivering inzake de bewerkelijkheid van een zaak
Registratienummer |
201900409/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
18/1988
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Extra uren toekennen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Raad voor Rechtsbijstand
|
Uitspraak |
Gegrond
|
Essentie
Voor een strafrechtelijke procedure inzake verdenking van afpersing is een aanvraag ingediend om toekenning van 30 extra uren.
De rechtbank heeft overwogen dat de Raad het besluit tot afwijzing met betrekking tot de gestelde getuigenverhoren, proceshouding, de tenlastelegging, de bedreiging en de media-aandacht onvoldoende heeft gemotiveerd.
De Afdeling overweegt dat de Raad met betrekking tot het getuigenverhoor het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. De enkele stelling dat de tenlastelegging omvangrijk is, kan zonder nadere toelichting, niet worden gevolgd en het is aan de aanvrager om aannemelijk te maken en te motiveren waarom de tenlastelegging de zaak bewerkelijk maakt.
De gestelde bedreiging en media-aandacht maken de zaak niet groter of complexer dan een andere afpersingszaak. Met betrekking tot de proceshouding is eveneens onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die de zaak extra bewerkelijk maakt. Alles overziende is de Afdeling met de Raad eens dat niet is gebleken van een bewerkelijke zaak waarvoor extra uren verstrekt dienen te worden.
Uit de uitspraak volgt dat het aan de aanvrager is om voldoende te motiveren waarom er sprake is van een bewerkelijke zaak maar dat dit niet wegneemt dat de Raad afgaande op het betoog van de aanvrager en de overgelegde stukken zich zelf een oordeel moet vormen over de bewerkelijkheid van de zaak en zijn besluit op bezwaar draagkrachtig moet motiveren.