Direct bedrijfsmatig rechtsbelang
Registratienummer |
201902831/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
18/4635
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Raad voor Rechtsbijstand
|
Uitspraak |
Gegrond
|
Essentie
De vraag die voorligt is of voldaan wordt aan de tweede uitzondering van artikel 12, tweede lid aanhef en onder e, wrb, zijnde dat de onderneming meer dan één jaar voor aanvraag toevoeging is beëindigd, de aanvrager in eerste aanleg als verweerder bij een procedure is betrokken of betrokken is geweest en de kosten van rechtsbijstand niet op andere wijze kunnen worden vergoed. Op basis van High Trust zijn er twee toevoegingen voor hoger beroep en cassatie verstrekt voor het aansprakelijk stellen van de voormalige advocaat van rechtzoekende wegens de niet-ontvankelijkverklaring van een hoger beroep. In het onderliggende geschil gaat het om een geschil over de terugbetaling van een geldbedrag inzake een eenmanszaak.
De Afdeling oordeelt dat de uitzondering niet aan de orde is omdat in de aansprakelijkheidsprocedure rechtzoekende de eisende partij is. Dat hij in de onderliggende procedure verwerend was doet daar niet aan af. De ratio achter de uitzonderingsbepaling is dat de ex-ondernemer recht heeft op een toevoeging indien hij ongewild betrokken raakt bij een procedure die zijn ex-onderneming raakt. Dat is inzake de aansprakelijkheid niet het geval nu hij zelf die procedure is gestart.
Het gedane beroep op het vertrouwensbeginsel (vanwege een toevoeging voor eerste aanleg) kan niet slagen nu iedere toevoeging op eigen merites wordt beoordeeld en vanwege het tijdsverloop tussen de toevoegingen is de Raad niet gehouden om gemaakte fouten te herhalen.