Geen uitzondering op de één jaar-termijn in de uitzonderingsgrond voor rechtsbijstand bij bedrijfsbeëindiging
Registratienummer |
201709367/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
17/943
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Verbintenissenrecht
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
In artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, sub 2 van de Wrb zijn twee uitzonderingen opgenomen.
Uitgangspunt hierbij is dat indien het rechtsbelang dat voortvloeit uit het bedrijf de rechtzoekende meer als particulier dan als ex-ondernemer raakt, bij beëindiging van een bedrijf wel gesubsidieerde rechtsbijstand wordt verleend.
Bij de beoordeling of een bedrijf minstens één jaar voor de aanvraag om gesubsidieerde rechtsbijstand is beëindigd, mag in beginsel worden uitgegaan van het moment dat het bedrijf bij de Kamer van Koophandel is uitgeschreven, maar rechtzoekende kan met gegevens uit een objectieve bron aantonen dat het bedrijf eerder is beëindigd dan de datum van uitschrijving uit het register.
In casu staat vast dat indien wordt uitgegaan van het door rechtsbijstandverlener genoemde moment van bedrijfsbeëindiging, het bedrijf niet meer dan één jaar voor de aanvraag van de toevoeging is beëindigd.
Reeds gezien deze wettelijke termijn van één jaar gaat de uitzondering, opgenomen in artikel 12, tweede lid, aanhef en onder e, sub 2 van de Wrb, niet op. De toevoeging is terecht ingetrokken.