Overname zaak op betalende basis kwalificeert als beëindiging van de toevoeging
Registratienummer |
201710187/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
17/2879
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Resultaatbeoordeling
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Hoger beroep van rechtsbijstandverlener is ongegrond en het incidenteel hoger beroep van de raad is gegrond
|
Essentie
In situaties waarbij een toevoeging is verleend voor een echtscheiding met nevenvorderingen en de boedelscheiding een nevenvordering is geweest, betrekt de raad de boedelscheiding bij de vaststelling van het resultaat van de zaak.
Deze situatie doet zich echter hier niet voor omdat voor de boedelverdeling een afzonderlijke toevoeging is verstrekt.
Voor het antwoord op de vraag of een verleende toevoeging met terugwerkende kracht moet worden ingetrokken, is alleen het resultaat van die zaak, dat wil zeggen de procedure waarvoor de toevoeging is verleend, van belang. Nu op verzoek van rechtsbijstandverlener twee onderscheiden toevoegingen zijn verleend, is terecht overwogen dat het financiële resultaat van de boedelscheiding niet mede kan worden toegerekend aan de echtscheidingsprocedure.
De beschikking van de rechtbank betreft de boedelscheiding en niet de echtscheidingsprocedure zelf. Hieruit kan niet worden afgeleid dat het resultaat van de boedelscheiding tevens heeft te gelden als resultaat van de echtscheiding.
Uit de Werkinstructie ‘Mutatie van de toevoeging i.v.m. opvolging’ volgt niet dat bij de overname van een zaak op betalende basis sprake is van intrekking van de toevoeging met terugwerkende kracht, maar van een beëindiging van de toevoeging. Intrekking kan daarna alsnog volgen na een beoordeling van het resultaat.
De reden voor intrekking is in zo’n geval het behaalde resultaat en niet het enkele feit dat de zaak is overgenomen op betalende basis.