Rechtsbijstandverlener belanghebbende bij besluit dat oorspronkelijke toevoeging doet herleven
Registratienummer |
201703183/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
16/7647
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
Het belang waarvoor een toevoeging wordt verleend, betreft in beginsel slechts de rechtzoekende en niet de rechtsbijstandverlener.
De rechtsbijstandverlener is alleen dan belanghebbende, indien hij een belang heeft dat tegengesteld is aan dat van de rechtzoekende; in dat geval heeft hij een eigen belang dat rechtstreeks bij het besluit over de toevoeging is betrokken. Intrekking van een toevoeging heeft tot gevolg dat de rechtsbijstandverlener de door hem gemaakte kosten volgens zijn gebruikelijke uurtarief kan declareren bij de rechtzoekende.
Indien de ingetrokken toevoeging weer herleeft, kan de rechtsbijstandverlener slechts aanspraak maken op een forfaitaire vergoeding op basis van de toevoeging. Het financiële belang van de rechtsbijstandverlener is daarmee tegengesteld aan dat van de rechtzoekende.
Het belang van een rechtsbijstandverlener bij een besluit dat tot gevolg heeft dat de oorspronkelijke toevoeging herleeft, is niet een afgeleid belang, maar is daarbij rechtstreeks betrokken, ook al zijn alle werkzaamheden van de rechtsbijstandverlener onder die toevoeging verricht. De rechtsbijstandverlener is daarom terecht als belanghebbende aangemerkt.
Het feit dat de procedure is geëindigd met een vaststellingsovereenkomst waar opnieuw afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de totale huwelijksgoederengemeenschap, betekent niet dat die overeenkomst mede het resultaat is, dat wil zeggen het gevolg is van de verleende rechtsbijstand van de hogerberoepsprocedure waardoor deze terecht niet is meegenomen bij de resultaatsbeoordeling en een juiste toepassing is gegeven aan artikel 34g, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wrb.