Een geringe overschrijding van het normbedrag kan niet als zwaarwegende omstandigheid worden aangemerkt
Registratienummer |
201705382/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
16/4360
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Financiële beoordeling
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
In artikel 34g van de Wet op rechtsbijstand (hierna: Wrb) is niet bepaald wanneer iemand als deskundige wordt aangemerkt en evenmin dat de kosten van een deskundige mogen worden afgetrokken van het financiële resultaat van de zaak. In beginsel zijn alle rechtshulpverleners, ongeacht hun specifieke juridische expertise, van het begrip ‘deskundige’ uitgezonderd.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van het artikel volgt dat alleen het resultaat van de zaak van belang is bij de beantwoording van de vraag of een verleende toevoeging met terugwerkende kracht moet worden ingetrokken.
In casu is de toevoeging gevraagd en verleend voor de boedelscheidingsprocedure. Het resultaat van de boedelscheiding is neergelegd in het vonnis. Dat de ex-echtgenoot al een deel van die vordering aan haar had voldaan als gevolg van de kortgedingprocedure maakt dat resultaat niet anders.
De Raad is verplicht om een verleende toevoeging in te trekken als het financiële resultaat het normbedrag overschrijdt, tenzij zwaarwegende omstandigheden zich daartegen verzetten. Een zwaarwegende omstandigheid in de zin van de werkinstructie ‘Zwaarwegende omstandigheden’ kan worden aangenomen in gevallen waarin de belanghebbende niet de daadwerkelijke beschikking krijgt over het behaalde resultaat, omdat de vordering (gedeeltelijk) oninbaar is.
De omstandigheid dat het bedrag waarover de beschikking wordt verworven slechts het normbedrag gering overschrijdt, kan niet als bedoelde zwaarwegende omstandigheid worden aangemerkt.
Het aanvoeren van allerlei (willekeurige) posten baat rechtzoekende niet.