Nu er over de boedelscheiding is doorgeprocedeerd, is er geen sprake van een overeenstemming die leidt tot een daadwerkelijk resultaat in de zin van 34g Wrb
Registratienummer |
201708245/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
17/865
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Resultaatbeoordeling
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Ongegrond
|
Essentie
De raad heeft aan rechtzoekende en toevoeging verleend voor het verlenen van rechtsbijstand voor een echtscheidingsprocedure met nevenvorderingen. Later heeft de raad kenbaar gemaakt het voornemen te hebben om deze toevoeging in te trekken, omdat het resultaat van de zaak boven de grens van 50 procent van het vrij te laten vermogen ligt, waarna de toevoeging overeenkomstig het voornemen is ingetrokken.
Het besluit van de raad betreffende de ingetrokken toevoeging is echter weer ingetrokken. Daarmee herleefde de toevoeging en konden de kosten voor de door de rechtshulpverlener verleende rechtsbijstand niet meer op basis van het normale tarief in rekening worden gebracht bij rechtzoekende.
Volgens vaste rechtspraak geldt het uitgangspunt dat een bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om een verzoek om terug te komen van een besluit inhoudelijk te behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang te heroverwegen. Een bestuursorgaan mag dit ook als de rechtzoekende aan zijn verzoek geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. De enkele omstandigheid dat een besluit in rechte onaantastbaar was, biedt geen grond voor het oordeel dat de heroverweging in het nieuwe besluit in strijd is met de rechtszekerheid of het vertrouwensbeginsel.
Partijen hebben verklaard verder te procederen over de verdeling van de goederen. Rechtzoekende en zijn voormalig partner hebben vooruitlopend op de boedelscheiding geld opgenomen. De omstandigheid dat rechtzoekende dit geld heeft opgenomen, betekent echter niet dat hij daarop aanspraak heeft. De omstandigheden waaruit blijkt dat er overeenstemming is bereikt over de bedoelscheiding, en de gemaakte afspraken afdwingbaar waren, nemen niet weg dat over de boedelscheiding is doorgeprocedeerd.
De gestelde overeenstemming heeft dan ook niet geleid tot een daadwerkelijk resultaat in de zin van artikel 34g van de Wet op rechtsbijstand.
Door de rechtshulpverlener is niet gestaafd dat rechtzoekende, als gevolg van de procedure die is gevoerd, aanspraak heeft gekregen op een bedrag waardoor zijn vermogen uitkomt boven de grens van 50 procent van het vrij te laten vermogen met als consequentie dat de toevoeging ingetrokken zou moeten worden.