De vraag of de Raad kon worden verweten dat hij niet op de hoogte was van het feit dat rechtzoekende een WSNP-traject volgde op het moment dat de toevoeging werd aangevraagd, is een juridisch ingewikkelde vraag
Registratienummer |
201702143/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
16/2284
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Financiële beoordeling
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Hoger beroep gegrond
|
Essentie
Uit het wettelijk stelsel van gefinancierde rechtsbijstand volgt dat aan een rechtzoekende de laagste eigen bijdrage wordt opgelegd indien hij op het moment van de rechtsbijstandverlening een WSNP-traject volgde. Alsdan vervalt de inkomenshercontrole. Hiertoe is vereist dat de Raad tijdig, gedurende de rechtsbijstandverlening, op de hoogte is gebracht van het volgen van een WSNP-traject door de gemachtigde.
Het gaat om de vraag of de Raad wist of had kunnen weten dat rechtzoekende een WSNP-traject volgde ten tijde van het nemen van de besluiten. Het gemotiveerd betwisten van het standpunt van de Raad, inhoudende dat de Raad op het moment van het nemen van het besluit niet op de hoogte was of had kunnen zijn van het feit dat rechtzoekende een WSNP-traject volgde, acht de rechtbank in juridisch opzicht niet dermate complex dat daarvoor juridische bijstand nodig is.
In het beroep waarvoor om toevoeging is verzocht ging het echter om de vraag of de Raad kan worden verweten dat hij niet op de hoogte was van het feit dat rechtzoekende een WSNP-traject volgde op het moment dat de toevoegingen werden aangevraagd, en niet om de vraag vanaf welk moment de Raad er weet van had kunnen hebben dat rechtzoekende een WSNP-traject volgde. De Afdeling vindt dit een juridisch ingewikkelde vraag. Hieruit volgt dat rechtzoekende niet geacht moet worden zijn belangen in deze procedure zelfstandig te behartigen.