Partij A heeft ten onrechte toevoeging ontvangen in het kader van High Trust. Partij B was verplicht om zich in die procedure door een advocaat te laten vertegenwoordigen. De Raad heeft ondeugdelijk gemotiveerd dat in dit geval geen zwaarwegende belangen
Registratienummer |
201704475/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
16/4445
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Raad voor Rechtsbijstand
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
Ingevolge het zevende lid van artikel 4 van het Brt kan rechtsbijstand of een toevoeging worden verleend indien zwaarwegende belangen van de rechtzoekende dit rechtvaardigen, of indien zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de rechtzoekende dit rechtvaardigen in het belang van een effectieve toegang tot het recht.
In het kader van deze beoordeling komt belang toe aan de omstandigheid dat de Raad aan de wederpartij (hierna: A) van de aanvrager om een toevoeging (hierna: B) in de civiele procedure een toevoeging heeft verleend voor het instellen van de vordering tot afgifte van de hond, hoewel dit een zaak van gering belang betrof. Het feit dat die toevoeging is verleend op basis van High Trust-samenwerking of dat deze inmiddels is ingetrokken, leidt niet tot een ander oordeel, nu dit niet afdoet aan de verlening van de toevoeging ten tijde van belang. Dat de toevoeging in het kader van de High Trust-samenwerking is afgegeven doet niet af aan de omstandigheid dat A in deze civiele procedure door de verlening van de afgegeven toevoeging in staat is gesteld om de vordering tegen B in te stellen. Verder is van belang dat B op initiatief van een ander, namelijk A, in een gerechtelijke procedure is betrokken, dat B verplicht was om zich in die procedure door een advocaat te laten vertegenwoordigen en B zich daardoor zonder toevoeging in beginsel niet tegen de vordering van A kon verweren. Gegeven deze omstandigheden heeft de Raad ondeugdelijk gemotiveerd dat in dit geval geen zwaarwegende belangen of persoonlijke omstandigheden bestonden die de verlening van een toevoeging rechtvaardigen.