Met besluiten over toevoegingen van rechtzoekende wordt geen Unierecht ten uitvoer gebracht
Registratienummer |
201606196/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
16/3957
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Alle rechtsterreinen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
Rechtzoekende is in privé aangesproken uit hoofde van een bestuurdersaansprakelijkheid. Rechtzoekende beroept zich in de kern op het beginsel van effectieve rechtsbescherming, als beginsel gecodificeerd in artikel 47 Handvest van de Grondrechten van de EU.
Voor dit artikel geldt dat er geen beroep op kan worden gedaan als een situatie niet wordt beheerst door het Unierecht. Met de besluiten van rechtzoekende over de toevoeging wordt geen recht van de Unie ten uitvoer gebracht aangezien met de bepalingen van de Wrb waarop deze besluiten zijn gebaseerd het Unierecht niet wordt omgezet en zich ook anderszins geen juridische situatie voordoet die binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt. De besluiten vallen daarom buiten de materiële werkingssfeer van het Handvest zodat reeds daarom geen strijd met het Handvest aan de orde is.
Er is niet tekortgeschoten in de nakoming van de positieve verplichting die voortvloeit uit het recht op toegang tot de rechter nu rechtzoekende er bewust van heeft afgezien om zich als bestuurder te verzekeren omdat hij dat niet noodzakelijk achtte. Nu rechtzoekende zonder een verzekering een bedrijf is gaan uitoefenen komt dit voor zijn rekening en risico. Juist omdat hij al langer als ondernemer actief is kan hem worden tegengeworpen dat hij de risico’s van het ondernemen onvoldoende heeft onderkend en dat hij er ten onrechte van uitging dat de vorm van de rechtspersoon hem bescherming bood.