De voornemenprocedure bij een bestuursorgaan is niet te beschouwen als een procedure waar de waarborgen van artikel 6 EVRM op zien
Registratienummer |
201600690/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
15/4265
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Vaststellen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
De regelgever kon in redelijkheid komen tot vaststelling van het voorschrift van artikel 5a, vijfde lid Bvr. Aan de keuze van de regelgever voor een vergoedingssystematiek waarbij wordt gedifferentieerd naar de uitkomst van de zaak – zeven punten bij toewijzing en twee punten bij de afwijzing van de aanvraag – ligt de veronderstelling ten grondslag dat een procedure die eindigt met een gehonoreerde vervolgaanvraag een grotere inzet van de rechtsbijstandverlener heeft gevergd, en daarnaast dat van een professionele rechtsbijstandverlener mag worden verwacht dat hij een behoorlijke inschatting weet te maken of een vervolgaanvraag kansrijk is en dat met de aangepaste asielprocedure onder meer is beoogd de stapeling van procedures te verminderen. Deze uitgangspunten berusten niet op een onevenredige belangenafweging.
Ingevolge artikel 51 van het Handvest van de Grondrechten van de EU zijn de bepalingen van dit Handvest gericht tot lidstaten, uitsluitend wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Met de bepalingen uit het Bvr wordt het Unierecht niet omgezet. Het besluit inhoudende het gemaakte bezwaar tegen de verleende vergoeding aan de rechtsbijstandverlener heeft echter betrekking op een vergoeding voor rechtsbijstand in het kader van een herhaalde asielaanvraag en voornemenprocedure en op die aanvraag zijn bepalingen van het Vw 2000 van toepassing. Daarom doet zich hier een juridische situatie voor die binnen het toepassingsgebied van het Unierecht valt.
De reikwijdte van artikel 47 Handvest geldt voor de rechtsbescherming tegen alle nationale handelingen binnen het toepassingsbereik van het Unierecht. De voornemenprocedure bij een bestuursorgaan vindt plaats in het kader van de besluitvorming door dit orgaan en betreft geen proces ten overstaan van een onafhankelijk en onpartijdig gerecht. De voornemenprocedure is daarom niet te beschouwen als een procedure waar de waarborgen van artikel 6 EVRM op zien. Dit betekent dat artikel 47 Handvest evenmin van toepassing is. Het recht op toegang tot de rechter wordt in dit geval niet aangetast. Van strijd met artikel 47 Handvest, in samenhang met artikel 13 EVRM is geen sprake, ook doet zich geen schending van artikel 6 EVRM voor.