Dat het eerste en het nadere verhoor van de vader, moeder en dochter niet gelijktijdig heeft plaatsgevonden, betekent niet dat aan hun asielzaken geen nagenoeg gelijk feitencomplex ten grondslag ligt
Registratienummer |
201702474/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
16/3891
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Asiel- en vreemdelingenrecht
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtsbijstandverlener
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
Naar aanleiding van de steekproefcontrole bij het kantoor van de advocaat stelt de raad zich op het standpunt dat de twee asielprocedures verknochte zaken zijn en dat de werkzaamheden die hiertoe zijn verricht onder één vergoeding vallen. Dat de raad vanwege de werkwijze van het High Trust-programma zelf niet beschikte over het dossier, laat onverlet dat tijdens de volledige dossiercontrole het gehele dossier is ingezien.
Beide asielzaken hebben een nagenoeg gelijk feitencomplex. Volgens de rapporten woonden vader, moeder en dochter in gezinsverband op hetzelfde adres, en zijn zij gezamenlijk en op dezelfde wijze naar Nederland gereisd. Zij zijn vanwege dezelfde reden vertrokken. Verder gaven zij allen aan dat zij bij eventuele terugkeer vanwege datzelfde probleem gevaar zouden lopen. Dat het eerste en het nadere verhoor van de vader, moeder en dochter niet gelijktijdig heeft plaatsgevonden, betekent niet dat aan hun asielzaken geen nagenoeg gelijk feitencomplex ten grondslag ligt.