Hogere eigen bijdrage bij verbreking van een (huwelijkse) relatie en daarmee samenhangende verzoeken is niet in strijd met art. 6 jo. art. 14 EVRM
Registratienummer |
201507517/1/A2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
14/6414
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Personen- en familierecht
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
Art. 35 Wrb jo. art. 2a Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand (hierna: ‘Bebr") is niet in strijd met art. 6 jo. art. 14 EVRM.
Door het opleggen van een inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt het recht op toegang tot de rechter niet in essentie geschaad. Het is een gerechtvaardigd doel om te beogen het stelsel van rechtsbijstand financieel beheersbaar te houden. De hogere eigen bijdrage bij verbreking van een (huwelijkse) relatie en daarmee samenhangende verzoeken draagt bij aan dat doel. Juist in dat soort zaken worden relatief veel vervolgprocedures gevoerd, zodat met een hogere eigen bijdrage wordt beoogd partijen te stimuleren zich vanaf het begin toe te leggen op het bereiken van een duurzame oplossing. Voorts maakt art. 2a Bebr niet een met art. 14 EVRM strijdig ongerechtvaardigd onderscheid tussen rechtzoekenden met familierechtelijke problemen en rechtzoekenden die op een ander gebied rechtsbijstand nodig hebben.
De reden voor het gemaakte onderscheid is gerechtvaardigd, nu familierechtelijke geschillen anders dan andere geschillen een relatief hoog aantal vervolgzaken en een veelal sterkere emotionele component kennen. Ten slotte bestaat geen grond voor het oordeel dat het opleggen van een hogere eigen bijdrage niet proportioneel is aan de vermelde doelen.
Indien in een concreet geval een rechtzoekende financieel niet in staat is de hogere eigen bijdrage te betalen, waarborgt de hardheidsclausule ex art. 2a, lid 5 Bebr de toegang tot de rechter.