Financiële belang bij een niet-ontvankelijk verklaard bezwaar
Registratienummer |
201012355/1/H2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
10/4817
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Bestuursrecht
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Raad voor Rechtsbijstand
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
Rechtzoekende heeft een aanvraag gedaan voor het instellen van beroep tegen een uitspraak op bezwaar over haar waterschapsbelasting. Het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschift te laat was ingediend.
Anders dan de raad betoogt, kan niet worden geoordeeld dat de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase slechts zijn te rekenen tot het financiële belang in de zin van art. 4 lid 2 Brt, indien bij besluit op bezwaar het primaire besluit is herroepen. De daadwerkelijk door rechtzoekende gemaakte kosten voor rechtsbijstand worden gerekend tot het belang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat. Dat de aanvraag om toevoeging betrekking heeft op een beroep tegen een niet-ontvankelijk verklaard bezwaar, doet hier niet aan af.
De raad heeft inmiddels rechtzoekende alsnog een toevoeging verleend. De eigen bijdrage was hierbij terecht op 100 euro vastgesteld. De rechtsbijstand wordt geacht met terugwerkende kracht op basis van toevoeging te zijn verleend. Voor een eerstvolgende verleende toevoeging in de periode van zes maanden na 23 maart 2010 kan rechtzoekende beroep doen op de anticumulatiebepaling van art. 5 Brt, maar niet voor deze toevoeging.