Verrekening proceskostenvergoeding met vergoeding rechtsbijstand.
Jurisprudentie
Vaststellen
Registratienummer |
201012340/1/H2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
10/259
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Vaststellen
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Raad voor Rechtsbijstand
|
Uitspraak |
Hoger beroep gegrond
|
Essentie
De raad heeft terecht de aan de cliënte van rechtsbijstandverlener toegekende proceskostenvergoeding in mindering gebracht op de vergoeding van de rechtsbijstand. Indien de rechtsbijstandverlener geen afschrift van het besluit tot toevoeging heeft overgelegd, wordt niet toegekomen aan de vraag of hij recht heeft op betalingen als bedoeld in art. 32 Bvr. Een rechtsbijstandverlener die de bestuursrechter niet tijdig informeert over de toevoeging loopt het risico dat zijn cliënt de proceskostenvergoeding niet aan hem doorbetaalt. Dit risico is een direct gevolg van de sanctie die de wetgever met art. 29 lid 2 Wrb wilde stellen op het niet tijdig overleggen van een bewijs van toevoeging.