Onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voorbestaan bedrijf afhankelijk is van het resultaat van de gevraagde rechtsbijstand
Registratienummer |
201005264/1/H2
|
---|---|
Hoger beroep tegen |
08/3105
|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Verbintenissenrecht
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Uitspraak |
Hoger beroep ongegrond
|
Essentie
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat door de enkele stelling dat het bedrijf van rechtzoekende vanwege de geldvorderingen in zijn voortbestaan werd bedreigd en dat zonder betwisting van verweer tegen die vorderingen onherroepelijk faillissement zou zijn gevolgd, niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat de uitzonderingssituatie van art. 12, tweede lid, aanhef en onder e, onderdeel 1 Wrb zich voordoet.
Nu het beroep op de uitzonderingssituatie in onderdeel 1 verweven is met de financiële situatie van het bedrijf, heeft de rechtbank het terecht niet onredelijk geacht dat het bestuur van rechtzoekende verlangde dat hij de jaarrekening 2005 zou overleggen. Dat in de Wrb niet is bepaald dat de jaarrekening dient te worden overlegd bij een beroep op de in geding zijnde uitzonderingssituatie, doet daar niet aan af.
Dat rechtzoekende ten tijde van het verzoek van het bestuur reeds in faillissement verkeerde, ontslaat hem voorts niet van de op hem rustende last om aannemelijk te maken dat het voortbestaan van zijn bedrijf afhankelijk was van het resultaat van de aangevraagde rechtsbijstand. Dat rechtzoekende bij gebrek aan financiële middelen geen boekhouder kon betalen, komt voor zijn rekening en risico.