Kosten verzetprocedure niet meenemen bij vaststelling 'op geld waardeerbaar belang'
Registratienummer |
AWB 10/535
|
---|---|
Datum uitspraak | |
Rechtsgebied |
Verbintenissenrecht
|
Instantie |
Raad van State
|
Appellant |
Rechtzoekende
|
Essentie
De vraag in deze zaak is of de proceskosten in het kader van een verzetprocedure onder het in artikel 4 tweede lid Brt genoemde ‘op geld waardeerbare belang’ van de zaak vallen.
De rechtbank is van oordeel dat de aard van een verzetprocedure niet vergelijkbaar is met die van een procedure in hoger beroep en neemt de argumenten van de raad over omtrent waarom de kosten van de verzetsprocedure niet onder het op geld waardeerbare belang vallen. Een andersluidend oordeel zou bovendien tot het onwenselijk gevolg kunnen leiden dat een rechtzoekende die verweer voert in een procedure in eerste aanleg, geen beroep kan doen op rechtsbijstand in het kader van de Wrb terwijl de rechtzoekende in eenzelfde soort zaak die eerst tegen een verstekvonnis opkomt, daarvoor wel in aanmerking komt.
De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het beleid van de raad, om bij de vaststelling van het op geld waardeerbare belang van de zaak alleen de proceskosten in hoger beroep te betrekken, niet blijft binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling.