Aantekeningen bij Artikel 44 Wrb
*Uit: Handboek Toevoegen 2007
Artikel 44 Wrb
Aantekening 1 *
Art. 44 Wrb Strafzaken: Begripsbepaling
Onder strafzaak wordt op grond van artikel 1 sub d Bvr verstaan: een strafzaak jegens een verdachte als bedoeld in artikel 27 Sv en een andere zaak die in de bijlage bij het Bvr als strafrechtelijke zaak is aangemerkt.
In het algemeen deel is reeds opgemerkt dat er onderscheid moet worden gemaakt tussen toevoegingsaanvragen in civiele en administratieve zaken enerzijds en in strafzaken anderzijds. Die onderscheiding is van belang in verband met de verschillende criteria en normen. Ofschoon een heldere definitie van beide begrippen ontbreekt, levert de onderscheiding in de uitvoeringspraktijk nauwelijks enig probleem op. De categorie strafzaken is vrijwel volledig te benoemen. Daarmee is tevens de afbakening tussen strafzaken en civiel zaken gegeven.
Er zijn drie soorten strafzaken te onderscheiden:
Categorie 1: Strafzaak – verdachte
Het merendeel van de aanvragen voor straftoevoegingen heeft in de eerste plaats betrekking op strafzaken in de gebruikelijke betekenis van het woord: een zaak waarin sprake is van een verdachte, een persoon die verdacht wordt van het begaan van een strafbaar feit. De bevoegdheid van de raad om een verdachte rechtsbijstand te verlenen, anders dan op last van de rechter, is geregeld in artikel 42 lid 3 Sv.
Ingevolge het eerste lid van artikel 27 Sv wordt als verdachte, voordat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene ten wiens aanzien uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit.
Ingevolge artikel 27 lid 2 Sv wordt vervolgens als verdachte aangemerkt diegene tegen wie de vervolging is gericht.
Als verdachte wordt in ieder geval beschouwd de persoon:
- tegen wie een gerechtelijk vooronderzoek is gelast
- ten aanzien van wie strafrechtelijke beslagmaatregelen zijn genomen
- die verhoord wordt in de zin van artikel 29 Sv
Categorie 2: Strafzaak – niet verdachte
Van een strafzaak is voorts sprake in die gevallen waarin andere personen (dan verdachten) zich krachtens het Wetboek van Strafrecht of van Strafvordering door een advocaat kunnen doen bijstaan (artikel 44 lid 1 Wrb). Het gaat daarbij veelal om zaken die samenhangen met het strafproces. Het betreft onder meer de volgende bepalingen uit het Wetboek van Strafrecht en Strafvordering:
Artikel | Soort zaak | Zaakcode |
---|---|---|
14i lid 3 Sr | Verweer vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling | Z150 |
15b lid 5 Sr | Verweer vordering uitstel c.q. het achterwege laten van de voorwaardelijke invrijheidstelling | Z250 |
22h Sr | Bezwaar omzetting taakstraf | Z151 |
36e Sr | Verweer ontnemingsvordering | Z230 |
38d lid 2 Sr | Verweer vordering tot verlening van tbs (Z060) | Z060 |
12f Sv | Beklag over niet vervolging | Z180 |
89 lid 3 Sv | Verzoek tot schadevergoeding wegens ten onrechte ondergane verzekeringstelling/voorlopige hechtenis | Z160 |
225 Sv | Bijstand ter zitting gegijzelde getuige | Z250 |
332 Sv | Voeging als benadeelde partij | Z110 |
458 Sv | Verzoek om herziening van een onherroepelijk vonnis | Z250 |
552a/b Sv | Beklag tegen inbeslagneming en tegen jo 24 Sv verbeurdverklaring | Z120 |
591 lid 3 Sv | Verzoek om vergoeding proceskosten door gewezen verdachten | Z250 |
591a lid 2 Sv | Verzoek vergoeding kosten bij vrijspraak door gewezen verdachten | Z250 |
562 lid 3 Sv | Verzoek tot opschorting van tenuitvoerlegging in verband met geestelijke ziekte | Z250 |
Categorie 3: De met strafzaken gelijkgestelde zaken
In de loop der jaren zijn voorts een aantal zaken met strafzaken gelijkgesteld. Het gaat hier om zaken waarin noch sprake is van een verdachte noch van een andere persoon die zich op grond van het Wetboek van Strafrecht of Strafvordering kan doen bijstaan. Veelal is de rechtzoekende een veroordeelde of iemand die uit anderen hoofde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Zaken die voortvloeien uit de toepassing van de hierna genoemde wetten, worden met strafzaken gelijkgesteld.
Wet | Zaakcode |
---|---|
Overleveringswet | Z010 |
Wet verplichte ggz (Wvggz) en de Wet zorg en dwang (Wzd) | Z020 |
Infectieziektenwet | Z250 |
Vreemdelingenwet - in gevallen van vrijheidsbeneming | Z140 |
Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen | Z190 |
Penitentiaire Beginselenwet |
Z080 |
Wet op de jeugdzorg | Z250 |
Gratiewet |
Z130 |
Wegenverkeerswet - vordering tot teruggave van een, naar aanleiding van een strafbaar feit, ingevorderd rijbewijs | Z100 |
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden | Z060 |
Bezwaarschrift DNA-profiel | Z260 |
Pij-maatregel (jeugd-TBS) | Z060 |
Zaken waarin rechtsbijstand wordt verleend in het kader van de piketregeling als bedoeld in hoofdstuk II paragraaf 3 van het Bvr |
Aantekening 5 *
Art. 44 W rb Strafzaken: Absolute competentie: Raad onbevoegd
In de gevallen waarin sprake is van een exclusieve bevoegdheid van anderen komt aan de raad geen beslissingsbevoegdheid toe.
In onder meer de volgende gevallen is de raad onbevoegd te beslissen op een aanvraag om toevoeging van een raadsman:
- Aanvragen van verdachten van een misdrijf ten aanzien van wie de bewaring of gevangenhouding is bevolen. In deze gevallen is de president van de rechtbank – en na het instellen van het hoger beroep de president van het hof – exclusief bevoegd (artikel 41 Sv).
Een aanvraag om toevoeging ter zake van cassatie kan de raad wel in behandeling nemen aangezien de bevoegdheid daartoe niet afzonderlijk is geregeld. - Aanvragen van strafrechtelijk minderjarige verdachten (jonger dan 18 jaar). De bevoegdheid komt exclusief toe aan de voorzitter van de rechtbank of de voorzitter van het gerechtshof in het geval hoger beroep is ingesteld (artikel 489 Sv)