Aantekeningen bij Artikel 12 Wrb
*Uit: Handboek Toevoegen 2007
Artikel 12 Wet op de rechtsbijstand
Aantekening 6 *
Art. 12 Wrb Strafzaken: In de Nederlandse rechtssfeer gelegen rechtsbelang
De werking van de wet is beperkt tot strafzaken die zich afspelen binnen de Nederlandse rechtssfeer. Voor strafzaken die dienen in het buitenland kan geen toevoeging worden verstrekt. Indien, in verband met aanknopingspunten met de Nederlandse rechtssfeer, de rechtsbijstand van een Nederlandse advocaat noodzakelijk is, in een strafzaak die dient in het buitenland, kan in een uitzonderlijk geval een civiele toevoeging worden afgegeven terzake van advies in die strafzaak. Hiervan zal bijvoorbeeld sprake zijn in strafzaken met een internationaal karakter waarbij de Nederlandse rechtssfeer duidelijk betrokken is.
Van een in de Nederlandse rechtssfeer gelegen rechtsbelang is sprake indien rechtsbijstand wordt verzocht in verband met een verzoek of vordering tot overdracht van de tenuitvoerlegging van een in het buitenland gewezen strafvonnis aan Nederland.
Dergelijke verzoeken komen voor toevoeging in aanmerking zodra sprake is van een procedure bij een Nederlandse rechter.
Evenzo kan rechtsbijstand op basis van een toevoeging worden verleend indien de rechtsbijstand wordt verzocht in verband met een verzoek tot overdracht van de tenuitvoerlegging van een in Nederland gewezen strafvonnis aan een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten: de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (WOTS).
Het verzoek tot overdracht kan rechtzoekende zelf indienen. Voor de procedure bij de Nederlandse rechter kan een toevoeging voor een WOTS-zaak worden verstrekt.
Aantekening 28 *
Art. 12 Wrb Rechtsbelangen met een bedrijfsmatig karakter
Op grond van artikel 12 lid 2 sub e Wrb wordt een aanvraag om toevoeging
afgewezen indien deze betrekking heeft op een rechtsbelang dat de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft.
Voor de beantwoording van de vraag of een rechtsbelang de uitoefening van een zelfstandig beroep of bedrijf betreft, is de oorsprong van het rechtsbelang bepalend. Indien het rechtsbelang voortvloeit uit de uitoefening van een voormalig beroep of bedrijf is derhalve evenzeer sprake van een rechtsbelang als bedoeld in dit artikel. Het criterium is zowel van toepassing t.a.v. natuurlijke personen die een zelfstandig beroep of bedrijf uitoefenen als ten aanzien van bedrijven of organisaties met rechtspersoonlijkheid. Ten aanzien van de laatste categorie is de rechtsvorm noch het winstoogmerk bepalend. Bepalend is slechts de vraag of sprake is van deelname aan het economisch verkeer.
De verlening van rechtsbijstand is slechts mogelijk indien de voortzetting van het beroep of bedrijf voorzover het niet in de vorm van een rechtspersoon wordt gevoerd, afhankelijk is van de uitkomsten van de gevraagde rechtsbijstand. Zo zal de zelfstandige die geconfronteerd wordt met de opzegging van een rekeningcourant krediet terzake van dat belang rechtsbijstand kunnen worden verleend indien door die opzegging zodanige liquiditeitsproblemen ontstaan dat het voortbestaan van het bedrijf in gevaar komt.
In geval van voormalig beroep of bedrijf geldt de eis dat het beroep of bedrijf ten minste één jaar geleden is beëindigd en de aanvrager in eerste aanleg als verweerder bij een procedure is betrokken of betrokken is geweest en de kosten van rechtsbijstand niet op andere wijze kunnen worden vergoed.
Het criterium ziet op rechtsbelangen met een bedrijfsmatig karakter. De zelfstandige die rechtsbijstand aanvraagt in verband met belangen in de privé-sfeer, bijvoorbeeld echtscheiding, zal op gelijke wijze als ieder ander persoon in aanmerking kunnen komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand.
Voor wat betreft rechtspersonen wordt in dit verband nog verwezen naar de bijzondere draagkrachtcriteria van artikel 36 Wrb.
Aantekening 28a *
Art. 12 Wrb Lichte adviestoevoeging: Bedrijfsmatige belangen
Voor bedrijfsmatige belangen wordt geen lichte adviestoevoeging verleend. Mocht de uitzondering van artikel 12 lid 2 sub e onder 2 Wrb zich voordoen dan is die beoordeling dusdanig complex dat in dat geval alleen een Pagina 54 reguliere toevoeging kan worden aangevraagd. De aanvraag wordt volledig beoordeeld.
Aantekening 30 *
Art. 12 Wrb Bij verdrag geregelde aanspraak op vergoeding voor rechtsbijstand
Op grond van artikel 12 lid 2 sub f Wrb wordt rechtsbijstand niet verleend indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang dat wordt voorgelegd aan een bij verdrag met rechtspraak belast internationaal college en het college op grond van het verdrag zelf voorziet in vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. In een aantal verdragen is voorzien in de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand voor zaken die worden voorgelegd aan het college dat op grond van het verdrag met rechtspraakis belast. In een dergelijk geval hoeft geen rechtsbijstand op basis van toevoeging te worden verleend.
In dit verband kan gewezen worden op de Europese Commissie en het Europese Hof voor de rechten van de Mens, beide te Straatsburg, het Hof van Justitie te Luxemburg en het Benelux Gerechtshof te Brussel.
Indien deze colleges zelf in een aanspraak op vergoeding van rechtsbijstand voorzien, hoeft geen rechtsbijstand op basis van toevoeging te worden verleend. In die gevallen waarin er onzekerheid bestaat over de vraag of de kosten van rechtsbijstand door het betreffende college zullen worden voldaan, kan een toevoeging worden verleend.
Aantekening 31 *
Art. 12 Wrb Noodzaak rechtsbijstand
Op grond van artikel 12 lid 2 sub g Wrb wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijs aan rechtzoekende zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon van wie of instelling waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
Deze uitsluitingsgrond vloeit voort uit de doelstelling van de wet. De wet strekt er immers toe een voorziening te bieden voor bijstand van juridische aard. In een aantal gevallen zal weliswaar sprake zijn van een probleem waarvoor de rechtzoekende hulp nodig heeft, doch in het kader van deze wet zal beoordeeld moeten worden of de noodzaak bestaat om juridische bijstand te verlenen. Het niet spreken van de Nederlandse taal, het niet beschikken over juridische kennis of de gezondheid van rechtzoekende maakt niet dat er een noodzaak tot juridische bijstand bestaat. Is juridische bijstand niet geïndiceerd dan dient de aanvraag te worden afgewezen waarbij rechtzoekende zonodig gewezen kan worden op andere meer geëigende vormen van hulpverlening zoals maatschappelijk werk, slachtofferhulp of het bureau sociaal raadslieden. Bovendien kan op grond van deze bepaling de rechtsbijstand worden geweigerd indien de aanvraag in een prematuur stadium wordt ingediend. Binnen redelijke grenzen mag van de rechtzoekende verwacht worden dat deze zelf het nodige onderneemt om het probleem tot een goed einde te brengen. Het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria wijst in de artikelen 6 tot en met 8 een aantal zaken aan waarvoor, gezien de betrekkelijke eenvoud van die zaken, geen rechtsbijstand op basis van toevoeging kan worden verleend. Deze artikelen komen aan de orde bij artikel 28 Wrb.
Aantekening 32 *
Art.12 Wrb Klacht op grond van hoofdstuk 9Awb
Artikel 12 is onverkort van toepassing op de beoordeling van toevoegingsaanvragen met betrekking tot het indienen van klachten.
Aantekening 35a *
Art. 12 Wrb Strafzaken: Lichte adviestoevoeging strafkantonzaken
Strafkantonzaken zijn uitgesloten van de LAT. In bijzondere gevallen (feitelijk of juridisch ingewikkeld) kan een reguliere toevoeging worden verleend.
Aantekening 36 *
Art. 12 Wrb Strafzaken: Noodzaak rechtsbijstand
Op grond van artikel 12 lid 2 sub g Wrb wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijs aan rechtzoekende zelf kan worden overgelaten zo nodig met bijstand van een andere persoon van wie of instelling waarvan de werkzaamheden niet vallen onder de werkingssfeer van deze wet. Op grond van deze bepaling wordt als beleidsregel gehanteerd dat geen rechtsbijstand op basis van een toevoeging wordt verleend indien deze uitsluitend wordt aangevraagd: 1. Voor het verkrijgen van uitstel van betaling of termijnbetaling van opgelegde boetes; 2. Voor het indienen van een verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van een strafvonnis of een verzoek om strafonderbreking; 3. Voor de indiening van een gratieverzoek; 4. Voor een verzoek tot teruggave van in beslaggenomen goederen of rijbewijs, behoudens het geval waarin tegen de daarop gevolgde weigering tot teruggave een klaagschrift bij de rechtbank wordt ingediend. In afwijking van het bepaalde onder 2, 3 en 4 kan een toevoeging worden verleend in verband met de juridische complexiteit van het verzoek.