Veelgestelde vragen invoering scenario 1 rapport Van der Meer
Algemene vragen (versie 17-01-2022)
Aan deze antwoorden kunnen geen rechten worden ontleend. De veelgestelde vragen worden met enige regelmaat aangepast en aangevuld.
De invoering van scenario 1 ziet op de doorvoering van de door de Commissie Van der Meer voorgestelde aanbevelingen. Per 1 januari 2022 worden alleen de aanbevelingen van de Commissie Van der Meer doorgevoerd die een verhoging van de vergoedingen (of geen wijziging daarvan) voor advocaten en mediators behelzen. Dit gebeurt met een (anticiperende) beleidsregel. De invoering van de overige aanbevelingen van de Commissie Van der Meer is beoogd voor 1 september 2022, als de hiervoor benodigde Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) voor de wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (Bvr) en het Besluit toevoeging mediation (Btm) gereed is.
De wijzigingen betreffen met name een aanpassing van de puntenaantallen en reistijdvergoeding. Ook worden enkele toeslagen in het personen- en familierecht toegevoegd. Voor een groot deel van de rechtsgebieden/zaakcodes betekent dit een verhoging van het aantal forfaitaire punten.
In scenario 1 van het rapport Van der Meer staat ook een aantal aanbevelingen die een verlaging van de vergoeding inhouden. Bijvoorbeeld verlaging van enkele forfaitaire puntenaantallen en het toepassen van de samenhangregeling op adviestoevoegingen. Deze worden van kracht met de wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand (Bvr) en het Besluit toevoeging mediation (Btm).
Voor toepassing van de (anticiperende) beleidsregel is de afgiftedatum van de toevoeging bepalend (dus níet de aanvraagdatum). Dit betekent dat op toevoegingen die op of na 1 januari 2022 zijn afgegeven de (anticiperende) beleidsregel van toepassing is.
Zie werkinstructie Algemeen Toevoegbeleid op Kenniswijzer.
Nee, de afgiftedatum van de toevoeging is bepalend. Is de toevoeging afgegeven vóór 1 januari 2022, dan geldt het beleid van vóór 1 januari 2022 m.b.t. bijvoorbeeld het aantal forfaitaire punten, reistijdvergoeding en toeslagen.
Per 1 januari 2022 is de afgiftedatum van de toevoeging bepalend. Of u beter kunt wachten met het aanvragen van een toevoeging kunt u zelf beoordelen. Overweeg hierbij dat bij de afgifte van de toevoeging op of na 1 januari 2022 de punten vaker hoger zijn, het basisbedrag lager is, een ander peiljaar voor de rechtzoekende geldt en de toevoeging meetelt voor de maximumregeling in 2022. Wat u ook bij uw overweging mee kunt nemen is de 4-weken-termijn voor de declarabele werkzaamheden voorafgaand aan de ingangsdatum van de toevoeging.
Per 1 januari 2022 is de afgiftedatum van de toevoeging bepalend. Wachten met declareren maakt daarom voor de vergoeding niet uit.
Nee, dit kan niet. Er is dan sprake van een herhaalde aanvraag. Een herhaalde aanvraag wordt alleen toegewezen als sprake is van nova.
Nee, de afgiftedatum van de toevoeging is bepalend voor de vraag of de (anticiperende) beleidsregel van toepassing is.
Het basisbedrag wordt per 1 januari 2022 € 119,40 excl. btw. De beleidsregel van de Raad voor verstrekking tijdelijke aanvullende vergoedingen rechtsbijstand en verrichte mediation 2020 en 2021 (toeslag van € 10,88 per punt) vervalt per 1 januari 2022.
Voor de vaststelling van de vergoeding wordt het basisbedrag gehanteerd dat gold ten tijde van de afgifte van de toevoeging. Zie Tabel basisbedragen vanaf 2000 - rvr.org. Dus als op of na 1 januari 2022 een declaratie wordt ingediend voor een toevoeging die in 2021 is afgegeven, geldt het basisbedrag van € 113,85 excl. btw met daarbij de toeslag van € 10,88 per punt.
De wijziging van de puntenaantallen is gebaseerd op het advies van de Commissie Van der Meer over de gemiddelde tijdsbesteding door rechtsbijstandverleners aan een zaak. Van der Meer heeft die gemiddelde tijdsbesteding voornamelijk berekend aan de hand van de tijdschrijfgegevens die de rechtsbijstandverlener bij declaratie aan de Raad heeft overgelegd.
Het advies van Van der Meer dateert uit 2017 en is gestoeld op tijdschrijfgegevens in de periode 2014-2016. Gezien het tijdverloop valt daarom niet uit te sluiten dat de nu bestede tijd niet meer in alle zaakcodes overeenkomt met de in 2014-2016 gemeten tijd.
Uitgangspunt is dat de meest gunstige beslissing voor de belanghebbende wordt genomen. Bij samenhangende zaken wordt daarom de vergoeding vastgesteld op de toevoeging met het hoogste basisbedrag. Voor het vaststellen van het basisforfait wordt uitgegaan van de zaak met de meeste punten. Voorbeeld: Aan de toevoeging in 2021 is 6 punten toegekend en aan de toevoeging in 2022 8 punten. Er wordt uitgegaan van de zaak met de meeste punten, de toevoeging uit 2022, dus 8 punten. Voor het van toepassing zijnde basisbedrag wordt gekeken naar de toevoeging met het hoogste basisbedrag. Dat is de toevoeging die is verleend in 2021. Er wordt dus uitgegaan van het basisbedrag uit 2021.
Nee, de maximumregeling en 2000 puntenregeling blijven vooralsnog ongewijzigd. De Raad overlegt in 2022 met de Nederlandse Orde van Advocaten en het ministerie van J en V over de vraag of de hogere vergoeding gevolgen heeft voor de (uitvoering van de) maximumregeling en de 2000 puntenregeling.
In overeenstemming met de opdracht van de Tweede Kamer is uitvoering gegeven aan het advies (scenario 1) Van der Meer. Afwijking van het advies en uitgaan van de actueel bestede tijd, was binnen die opdracht geen optie. Stel dat wel ruimte zou hebben bestaan voor aanpassing, dan was dat nog geen optie omdat geen recente, met Van der Meer vergelijkbare onderzoeksgegevens beschikbaar waren om de afwijking op te baseren.
Nee, de maatregelen die worden geïmplementeerd naar aanleiding van de invoering van scenario 1 van de Commissie Van der Meer zien niet op piket.